Economie examen VWO oefentoets - Knoowy

€ 2,49

Oefenvragen in winkelwagen

Voorbeeld (8 van de 44 oefenvragen)

Een ondernemer van een bedrijf dat koptelefoons produceert, wil graag onderzoek doen naar de markt. Op deze manier hopen ze een goede marktstrategie te kunnen gebruiken. Leg uit of deze ondernemer beter onderzoek kan doen naar de individuele of collectieve vraaglijn.

Antwoord op: Een ondernemer van een bedrijf dat koptelefoons produceert, wil graag onderzoek doen naar de markt. Op deze manier hopen ze een goede marktstrategie te kunnen gebruiken. Leg uit of deze ondernemer beter onderzoek kan doen naar de individuele of collectieve vraaglijn. Antwoord:

De ondernemer kan beter onderzoek doen naar de collectieve vraaglijn, omdat de ondernemer zich wil focussen op de gehele markt en gericht is op het grote publiek. De individuele vraaglijn geeft louter de betalingsbereidheid van een product van één persoon, terwijl de collectieve vraaglijn een optelsom is van alle individuele vraaglijnen.

Wat is het verschil tussen substitutiegoederen en complementaire goederen? Geef naast de uitleg ook een voorbeeld.

Antwoord op: Wat is het verschil tussen substitutiegoederen en complementaire goederen? Geef naast de uitleg ook een voorbeeld. Antwoord:

Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar kunnen vervangen (substitueren). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een tablet die een minilaptop vervangt.
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar kunnen aanvullen (complementeren). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een abonnement op een iPhone.

Noem de vier vraagfactoren en leg uit welke vraagfactor van invloed is als het minimumloon stijgt.

Antwoord op: Noem de vier vraagfactoren en leg uit welke vraagfactor van invloed is als het minimumloon stijgt. Antwoord:

Vraagfactor 1: Het inkomen van consumenten.
Vraagfactor 2: De prijs van andere goederen.
Vraagfactor 3: De voorkeuren van consumenten.
Vraagfactor 4: Het aantal consumenten.
Als het minimumloon stijgt, gaat het over vraagfactor 1, want de mensen die het minimumloon verdienen, gaan er in inkomen op vooruit. (Dit zal betekenen dat ze meer uit kunnen geven, dus de vraag stijgt.)

Noem de drie prijselasticiteitsafhankelijke factoren.

Antwoord op: Noem de drie prijselasticiteitsafhankelijke factoren. Antwoord:

Prijselasticiteitsfactor 1: Het bestaan van substituten.
Prijselasticiteitsfactor 2: Het soort goed.
Prijselasticiteitsfactor 3: De termijn die je in beschouwing neemt (op korte termijn is het moeilijker je keuze aan te passen dan op lange termijn).

Leg uit welk soort goed tweedehands kleding is. Kies uit één van de volgende goederen:
Noodzakelijke goederen.
Luxe goederen.
Inferieure goederen.

Antwoord op: Leg uit welk soort goed tweedehands kleding is. Kies uit één van de volgende goederen:
Noodzakelijke goederen.
Luxe goederen.
Inferieure goederen. Antwoord:

Tweedehands kleding is een inferieur goed. Het kenmerk van inferieure goederen is, dat de vraag afneemt als het inkomen stijgt. Dat betekent dat ze vervangen zullen worden door luxere goederen. Dat is het geval bij aardappelen. Die zullen nu eerder door bijvoorbeeld een ovenschotel vervangen worden.

De volgende gemiddelde kostenfunctie van het telen tomaten is gegeven: GK=2+(100/q) met q in 1.000 stuks.
Bepaal van deze situatie de marginale kosten.

Antwoord op: De volgende gemiddelde kostenfunctie van het telen tomaten is gegeven: GK=2+(100/q) met q in 1.000 stuks.
Bepaal van deze situatie de marginale kosten. Antwoord:

Bekend is dat TK=GK*q. Dit invullen geeft:
TK=(2+(100/q))*q
TK=2q+100
MK is de afgeleide functie van TK. Dit geeft:
MK=TK'=2
Dit betekent dat de marginale kosten 2 zijn (onafhankelijk van het aantal producten).

Noem drie motieven om te ondernemen.

Antwoord op: Noem drie motieven om te ondernemen. Antwoord:

Drie van de onderstaande vier:

Motief 1: het maken van winst (inkomen verdienen).
Motief 2: het prettig vinden om eigen werkzaamheden te bepalen en de tijd in te delen.
Motief 3: Geen andere werkzaamheden hebben (werkloos zijn).
Motief 4: Nieuwe producten ontwikkelen (voldoening).

Een boer die asperges verkoopt streeft naar maximale winst. Hij heeft hiervoor zich eerst verdiept in de binnenlandse markt van asperges en heeft de volgende vraaglijn voor zijn asperges gevonden:
Qv = -100p+350
Aan totale constante kosten is de boer 150 euro. Verder kost het 50 cent per asperge om het te verbouwen.
Bereken de maximale winst van deze boer bij de gegeven marktsituatie.

Antwoord op: Een boer die asperges verkoopt streeft naar maximale winst. Hij heeft hiervoor zich eerst verdiept in de binnenlandse markt van asperges en heeft de volgende vraaglijn voor zijn asperges gevonden:
Qv = -100p+350
Aan totale constante kosten is de boer 150 euro. Verder kost het 50 cent per asperge om het te verbouwen.
Bereken de maximale winst van deze boer bij de gegeven marktsituatie. Antwoord:

De totale kostenfunctie van de boer ziet er als volgt uit:
TK=TVK+TCK=0,5q+150
De maximale winst is te vinden bij MO=MK.
MK=TK'=0,5
TO=Qv*p=(-100p+350)*p=-100p^2 + 350p
MO=TO'=-200p+350
MO=MK
-200p+350=0,5
200p=349,5
p=349,5/200=1,75 euro
Deze prijs invullen in de vraaglijn geeft Qv=175.
TW=TO-TK=175*1,75-(0,5*175+150)=306,25-237,5=68,75 euro aan maximale winst.

Ontgrendel alle 44 oefenvragen

Koop de oefenvragen en wees voorbereid voor je volgende toets.

◄

►

Vraag:

Een ondernemer van een bedrijf dat koptelefoons produceert, wil graag onderzoek doen naar de markt. Op deze manier hopen ze een goede marktstrategie te kunnen gebruiken. Leg uit of deze ondernemer beter onderzoek kan doen naar de individuele of collectieve vraaglijn.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

De ondernemer kan beter onderzoek doen naar de collectieve vraaglijn, omdat de ondernemer zich wil focussen op de gehele markt en gericht is op het grote publiek. De individuele vraaglijn geeft louter de betalingsbereidheid van een product van één persoon, terwijl de collectieve vraaglijn een optelsom is van alle individuele vraaglijnen.

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Wat is het verschil tussen substitutiegoederen en complementaire goederen? Geef naast de uitleg ook een voorbeeld.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar kunnen vervangen (substitueren). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een tablet die een minilaptop vervangt.
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar kunnen aanvullen (complementeren). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een abonnement op een iPhone.

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Noem de vier vraagfactoren en leg uit welke vraagfactor van invloed is als het minimumloon stijgt.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Vraagfactor 1: Het inkomen van consumenten.
Vraagfactor 2: De prijs van andere goederen.
Vraagfactor 3: De voorkeuren van consumenten.
Vraagfactor 4: Het aantal consumenten.
Als het minimumloon stijgt, gaat het over vraagfactor 1, want de mensen die het minimumloon verdienen, gaan er in inkomen op vooruit. (Dit zal betekenen dat ze meer uit kunnen geven, dus de vraag stijgt.)

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Noem de drie prijselasticiteitsafhankelijke factoren.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Prijselasticiteitsfactor 1: Het bestaan van substituten.
Prijselasticiteitsfactor 2: Het soort goed.
Prijselasticiteitsfactor 3: De termijn die je in beschouwing neemt (op korte termijn is het moeilijker je keuze aan te passen dan op lange termijn).

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Leg uit welk soort goed tweedehands kleding is. Kies uit één van de volgende goederen:
Noodzakelijke goederen.
Luxe goederen.
Inferieure goederen.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Tweedehands kleding is een inferieur goed. Het kenmerk van inferieure goederen is, dat de vraag afneemt als het inkomen stijgt. Dat betekent dat ze vervangen zullen worden door luxere goederen. Dat is het geval bij aardappelen. Die zullen nu eerder door bijvoorbeeld een ovenschotel vervangen worden.

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

De volgende gemiddelde kostenfunctie van het telen tomaten is gegeven: GK=2+(100/q) met q in 1.000 stuks.
Bepaal van deze situatie de marginale kosten.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Bekend is dat TK=GK*q. Dit invullen geeft:
TK=(2+(100/q))*q
TK=2q+100
MK is de afgeleide functie van TK. Dit geeft:
MK=TK'=2
Dit betekent dat de marginale kosten 2 zijn (onafhankelijk van het aantal producten).

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Noem drie motieven om te ondernemen.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

Drie van de onderstaande vier:

Motief 1: het maken van winst (inkomen verdienen).
Motief 2: het prettig vinden om eigen werkzaamheden te bepalen en de tijd in te delen.
Motief 3: Geen andere werkzaamheden hebben (werkloos zijn).
Motief 4: Nieuwe producten ontwikkelen (voldoening).

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Vraag:

Een boer die asperges verkoopt streeft naar maximale winst. Hij heeft hiervoor zich eerst verdiept in de binnenlandse markt van asperges en heeft de volgende vraaglijn voor zijn asperges gevonden:
Qv = -100p+350
Aan totale constante kosten is de boer 150 euro. Verder kost het 50 cent per asperge om het te verbouwen.
Bereken de maximale winst van deze boer bij de gegeven marktsituatie.

Vul het antwoord in:

Controleer antwoord

Antwoord:

De totale kostenfunctie van de boer ziet er als volgt uit:
TK=TVK+TCK=0,5q+150
De maximale winst is te vinden bij MO=MK.
MK=TK'=0,5
TO=Qv*p=(-100p+350)*p=-100p^2 + 350p
MO=TO'=-200p+350
MO=MK
-200p+350=0,5
200p=349,5
p=349,5/200=1,75 euro
Deze prijs invullen in de vraaglijn geeft Qv=175.
TW=TO-TK=175*1,75-(0,5*175+150)=306,25-237,5=68,75 euro aan maximale winst.

Jouw antwoord:

input text value

Vraag opnieuw antwoorden

Ontgrendel alle 44 oefenvragen

Koop de oefenvragen en wees voorbereid voor je volgende toets.

◄

►

Leer de oefenvragen offline

Leer je de oefenvragen liever vanaf papier? Download dan de 44 oefenvragen als PDF.

Binnenkort beschikbaar

€ 2,49

Oefenvragen in winkelwagen

44 oefenvragen beschikbaar
3 verschillende leermethodes
Niet tevreden? Geld terug
€ 0,50 korting bij betalen met saldo

Zelf oefenvragen maken?

Verdien geld met het maken van oefenvragen en leer direct voor je aankomende toets.

Oefenvragen maken

Informatie

Economie examen VWO oefentoets

Oefentoets over de complete economie examenstof van VWO. Alle onderwerpen komen aan bod om te toetsen of de stof er goed in zit. Na het maken van deze toets, weet je precies waar je staat!

Aantal

44 oefenvragen

Populariteit

3x verkocht

Taal

Nederlands

Gemaakt op

06-04-2021

Opleiding

Middelbare school / VWO / Economie en Maatschappij / Economie

Documenten

Complete samenvatting economie VWO-examen

Verkoper

1 oefenvragen gemaakt
2 documenten geüpload

Al meer dan 146.000 tevreden studenten

Emma

Fijne site. Je krijgt je aankopen direct te zien bij je aankopen.
Nielsjong

Fijn dat er zo’n website bestaat. Ik gebruik Knoowy voor mijn zelfstudie.
SVerwoerdt

Bij Knoowy betaal je andere mensen om jouw verslag te verbeteren en te controleren op spel- en taalfouten. Super handig!
Gisela

Aanrader! Altijd een keer proberen want dit is het nieuwe smart studeren😎
Debbie Schreurs

Knoowy helpt mij bij mijn studie. Ik leer effectiever. Daardoor zijn mijn punten hoger en houd ik tijd over voor een drankje met mijn studiegenoten.
Jodi Roerdink

Ik maak vaak aantekeningen tijdens colleges of vind het fijn om samenvattingen te maken van boeken. Aangezien ik deze toch al maak kan ik ze net zo goed verkopen via Knoowy om het zo voor andere studenten makkelijker te maken en er wat geld aan te verdienen.
Studentsonly

Knoowy is voor ons een extra verkoopkanaal; documenten kopen waar en wanneer je wil.
ElsieBee

Fijne studiehulp. Het is fijn om een aanpak te zien en de samenvattingen zijn ook fijn bij het leren.

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!