Studiebot antwoord

Stel een vraag ›
 
Vraag gesteld door: Valentina222 - 5 maanden geleden

Kan je dit samenvatten. dit is een onderzoek resulataten en conclusie die ik heb gelezen voor mijn eigen afstudeeronderzoek

Alle studenten verpleegkunde of verzorging komen in aanraking met patinten in de palliatieve fase, zowel intra- als extramuraal, in ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, in hospices, in de thuissituatie maar ook in GGZ of VGZ instellingen. Hiervoor is het nodig dat in de basiscurricula van verpleegkundigen en verzorgenden aandacht wordt besteed aan palliatieve zorg (IKNL 2014, expertmeetings ZonMw, 2014, 2015, Wallace, 2009). Hierbij gaat het om alle aspecten van palliatieve zorg (lichamelijk, psychisch, sociaal, spiritueel), attitude en aspecten van samenwerking met andere disciplines

Met de uitvoering van dit project geven we antwoord op een aantal vraagstellingen waaronder deze:
- Welke basiscompetenties dienen studenten verzorging/ verpleegkunde (van niveau 3,4 en 6) te verwerven op de diverse aspecten van palliatieve zorg volgens de literatuur en op advies en vraag van zorgprofessionals, experts palliatieve zorg, praktijkbegeleiders, docenten, brancheorganisaties, patinten(belangenorganisaties) en (oud)studenten?
- Welke (bestaande en nieuw te ontwikkelen) leermaterialen, leermethoden, didactische werkvormen zijn nodig om deze basiscompetenties te verwerven en wat zijn de percepties van de verschillende stakeholders over deze materialen? Hoe toetsen de docenten de verworven competenties?
- Hoe maken we inzichtelijk dat meer aandacht voor palliatieve zorg in het onderwijs leidt tot het verwerven van basiscompetenties in de palliatieve zorg bij studenten?
Dit rapport heeft betrekking op Fase 1 van het project waarin onderzocht is welke basiscompetenties noodzakelijk zijn voor verzorgenden en verpleegkundigen van niveau 3, 4 en 6 om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan de zorg en begeleiding van patinten en naasten in de palliatieve zorg.

Het doel van deze rapport is vast te stellen wat noodzakelijke onderdelen over palliatieve zorg zijn binnen het verpleegkundig onderwijs. Dit rapport bevat een kader voor de huidige opleidingen verpleegkunde/ verzorging op zowel bachelor- als mbo-niveau (6, 4 en 3) en gaat over de inhoud van het curriculum ten aanzien van de palliatieve zorg. Het kader is opgesteld aan de hand van de verschillende rollen zoals beschreven in de CanMEDS methodiek. De ordening van de CanMEDS is voortgekomen uit de medische professie, maar is voor veel beroepen toepasbaar. Het betreft de volgende rollen: zorgverlener, communicator, samenwerkingspartner, reflectieve Evidence Based Practice (EBP)-professional(kennis en wetenschap), gezondheidsbevorderaar/maatschappelijk handelen, organisator en professional/ kwaliteitsbevorderaar. De rollen zijn apart beschreven, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zie figuur 2. Centraal staat de rol van zorg- of hulpverlener, die vakinhoudelijk handelt, als kern van de beroepsuitoefening. De andere rollen zijn gekoppeld aan de centrale rol, maar overstijgen die tegelijkertijd. Rollen als samenwerker, communicator, organisator zijn evenzeer van belang en maken interprofessionele samenwerking mogelijk. Elke rol vraagt specifieke bekwaamheden of competenties. In het kader wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen kennisaspecten en vaardigheden c.q. attitude. In de beroepspraktijk van de palliatieve zorg en het omgaan met authentieke beroepssituaties moeten deze echter in samenhang bezien worden.

De vraagstelling van deze onderzoek luidt als volgt: Welke basiscompetenties dienen studenten verpleegkunde en verzorging (niveau 3, 4 en 6) te verwerven tijdens de initile opleiding verpleegkunde en verzorging op het gebied van palliatieve zorg? Hiervoor worden de volgende deelvragen beantwoord: 1 Welke basiscompetenties worden beschreven in (inter)nationale literatuur/documenten ten aanzien van palliatieve zorg op basis van de zeven CanMEDS gebieden? 2 Welke basiscompetenties worden benoemd door professionals betrokken bij het onderwijs en de praktijk van de palliatieve zorg op basis van de CanMEDS methodiek? 3 Welke onderwerpen zijn volgens studenten in de opleidingen aan bod gekomen en welke hebben ze hierin gemist? 4 Welke basiscompetenties vinden patinten en naasten/nabestaanden belangrijk voor zorgverleners in de palliatieve zorg? 5 Welke basiscompetenties zijn minimaal vereist om palliatieve zorg vorm te geven in het initile onderwijs voor verpleegkundigen en verzorgenden?

Competenties: kennis, vaardigheden en attitude per CanMedsrol Hieronder worden de CanMedsrollen en de daarbij horende competenties benoemd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kennis, vaardigheden en attitude. Bij de competenties uit de documentenanalyse zijn hier en daar citaten toegevoegd uit de interviews om deze te illustreren. Achter iedere competentie wordt verwezen naar bijbehorende domein binnen het Kwaliteitskader Palliatieve zorg. Bij de met een * gemarkeerde competenties zijn er verschillen in de niveaus 3, 4, en 6 , zie BIJLAGE 1. Competentiegebied 1: Zorgverlener, vakinhoudelijk handelen De zorgprofessional integreert haar vakinhoudelijke kennis en vaardigheden en een professionele attitude in de zorg aan palliatieve patinten. 1.1 De verpleegkundige/verzorgende als zorgprofessional aan de patint in de palliatieve fase en hun naaste(n)beschikt over een brede kennis van palliatieve zorg dat wil zeggen: 1 Kan de basisprincipes en kernwaarden van palliatieve zorg benoemen (Domein 1 KK). Docent hbo: "Kennis over het begrip palliatieve zorg. Palliatieve zorg wordt nog vaak gekoppeld aan de laatste levensfase, maar is veel breder en begint veel eerder. Voordat men in de opleiding met symptoombestrijding of andere zaken gerelateerd aan palliatieve zorg van start gaat, moet de definiring helder zijn." 2 Kan de vier fasen van palliatieve zorg: ziektegerichte palliatieve zorg, symptoomgerichte palliatieve zorg, terminale zorg, nazorg/rouw beschrijven (Domein 2 KK). Zorgconsulent PZ verpleeghuis: "Kennis van de fasen palliatieve zorg is belangrijk. Waar houdt de symptoomgerichte behandeling op en is behandeling meer gericht op comfort voor de patint. De scheidingslijn is niet altijd zo duidelijk. Maar het is belangrijk dat studenten leren om dit te herkennen. Niet te ver gaan met doorbehandelen." 3 Begrijpt het belang van de integratie van de vier dimensies (lichamelijk, psychisch, sociaal, spiritueel) (Domein 2 KK). Geestelijk verzorger: "De palliatieve zorg vereist kennis en vaardigheden op de vier domeinen: lichamelijk/medisch, psychisch, sociaal en het spirituele domein. Carlo Leget zouden ze moeten kennen; hij benadert hl de mens vanuit de vier domeinen. Een stuk bewustwording hiervan tijdens de initile opleidingen verpleegkunde en verzorging zou winst zijn." *4 Heeft kennis van klinisch redeneren in de palliatieve zorg (Domein 2 KK). *5 Weet hoe de palliatieve fase gemarkeerd kan worden bijvoorbeeld aan de hand van de Surpise Question of RADPAC (Domein 2 KK). Zorgconsulent PZ verpleeghuis: "Het markeren van de palliatieve fase is daarbij niet altijd eenvoudig en afhankelijk van de ziektebeelden en het verloop hiervan. Er zijn grote verschillen en dat wordt niet altijd heel duidelijk uitgesproken. Het gebruik van de surprise-question om de palliatieve fase te markeren." Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 25 6 Is zich bewust van taboes over de dood (Domein 6 KK). Verpleegkundig specialist (i.o) en oncologieverpleegkundige perifeer ziekenhuis: "Mensen vinden het nog moeilijk om over de dood te praten. Patinten vinden het moeilijk, maar ook de verpleegkundigen en andere zorgverleners. Met name de spirituele aspecten bespreekbaar maken wordt in de praktijk moeilijk gevonden. Belangrijk om tijdens de opleiding hier aandacht aan te besteden." 7 Heeft kennis van kenmerken en het verloop van veel voorkomende levensbedreigende aandoeningen: Kanker, COPD, Hartfalen, ALS, Dementie, etc. (Domein 2 KK). Afdelingshoofd algemeen ziekenhuis: "Kennis van palliatieve zorg voor alle ziektebeelden waar het aan de orde kan zijn. Heel vaak wordt het nauw gelinkt aan de oncologie. Ook bij o.a. ernstig hartfalen en dementie is palliatieve zorg aan de orde. Kennis van andere ziektebeelden behoort tot de basiskennis om goede palliatieve zorg te kunnen geven." 8 Heeft kennis van de oorzaken en behandeling van de meest voorkomende symptomen: pijn, dyspnoe, misselijkheid, delier, obstipatie etc en de richtlijnen palliatieve zorg hiervan (Domein 3 KK). 9 Heeft kennis van problemen van psychische, sociale en spirituele aard en de richtlijnen angst, depressie, existentile crisis. (Domeinen 4, 5, 6 KK). Geestelijk verzorger: "Wanneer een zorgvrager te horen heeft gekregen dat hij/zij niet meer genezen kan worden, dan worden met name de drie domeinen sociaal, psychisch en spiritueel veel belangrijker. En uiteindelijk wordt het spirituele domein het belangrijkste in de palliatieve zorg. Een verpleegkundige kan op alle terreinen iets betekenen. Het is wenselijk dat de verpleegkundige opleiding kennis en vaardigheden aanreikt ten aanzien van deze domeinen". 10 Kent het Zorgpad Stervensfase (Domein 7 KK). *11 Heeft kennis van Advance Care planning of Proactieve zorgplanning (Domein 2 KK). 12 Heeft kennis over beslissingen rond het levenseinde, palliatieve sedatie, stoppen met eten en drinken, euthanasie, wilsverklaringen),de procedures daaromtrent en de rol van de verzorgende/ verpleegkundige hierbij (Domeinen 2, 10 KK). Afdelingshoofd algemeen ziekenhuis: "Kennis over palliatieve sedatie en euthanasie, daar worden heel veel fouten in gemaakt in de zin dat het met elkaar vergeleken wordt met gevolg, heel erg veel frustratie en onvrede van patinten. Het is zeer belangrijk dat daar tijdens de opleiding aandacht voor is." 13 Heeft kennis van sociale gevolgen in de palliatieve fase: rolveranderingen, familieverhoudingen, rouwprocessen en verlies (Domeinen 5 en 8 KK). Verpleegkundige hospice: "De familie op tijd meenemen in het zorgproces door het gesprek aan te gaan. Studenten leren dat er spanningsvelden kunnen ontstaan ten aanzien van bepaalde welzijnsaspecten. Bijvoorbeeld dat familie nog allerlei zaken wil of doet en dat het voor de clint niet meer kan of dat hij/zij het niet meer wil. Hoe ga je hiermee om als verpleegkundige/ verzorgende?" 14 Heeft kennis van verschillende coping mechanismen in de laatste levensfase/ Manieren om om te gaan met lijden en ziekte, STEM (Sterven op je eigen Manier) (Domein 2 KK). 26 | Resultaten documentenanalyse en (expert)interviews 15 Heeft kennis van overbelastingsproblemen van mantelzorgers en de mogelijkheden om te verwijzen bij deze problemen (Domein 2 KK). Docent HBO: "Ook dient daarbij aandacht te zijn voor de naaste(n). Met name belangrijk om te signaleren en indien nodig doorspelen of overleggen als hulp nodig is voor de naasten. Er dient ook aandacht te zijn voor naasten die zich niet laten horen, maar wel nood hebben aan een luisterend oor of hulp in een palliatieve fase van een clint." 16 Heeft kennis van levensovertuigingen, culturele en religieuze voorschriften in de palliatieve fase en rond het overlijden (ook bij niet westerse patinten) (Domein 6 KK). Geestelijk verzorger: "De bewustwording dat mensen een levensovertuiging hebben die niet louter gerelateerd is aan een geloofsovertuiging, maar veel breder is. Bewustwording dat de zorgvrager ander zaken belangrijk kan vinden in vergelijking met de zorgprofessional en leert ethisch te handelen." Verpleegkundig specialist palliatieve zorg: "Kennis van andere culturen, hoe kijken zij tegen het levenseinde aan en hoe ga je daar als verpleegkundige mee om." 17 Heeft kennis van complementaire interventiemethoden en de grenzen daarvan (Domein 3 KK). Zorgmanager: "ik vind dat de complementaire zorg nog onvoldoende aandacht krijgt in de palliatieve zorg. Ook de opleiding zou hier aandacht voor moeten hebben. Als men als verpleegkundige/verzorgende niet op de hoogte is van bepaalde vormen van therapien dan gebeurt er ook niks op dat vlak. De complementaire zorg is nog ondergeschoven, omdat het nog niet evidence based is. In de praktijk ziet je wel dat er goede resultaten mee geboekt worden. Belangrijk dat er kennis is wat je mensen kunt bieden in de palliatieve fase." 1.2 Binnen deze CanMedsrol de zorgverlener, vakinhoudelijk handelen horen de volgende vaardigheden/attituden: *1 Stelt in overleg met de patint en diens naaste(n) vast welke vragen, klachten, wensen en behoeften men heeft in de palliatieve fase en legt dit vast in een individueel zorgplan (Domein 2 KK). Verpleegkundige, consulent palliatieve zorg bij thuiszorgorganisatie: "Gebruik maken van signaleringsmethodieken (o.a. gebruik signaleringsbox). Dit is belangrijk om de kwaliteit van leven van de clint zo goed mogelijk te houden en crisissituaties te voorkomen." 2 Gebruikt gevalideerde en betrouwbare instrumenten om een risico-inschatting te maken en klachten te signaleren (Domeinen 3,4,5,6 KK). Verpleegkundig specialist palliatieve zorg: "Kennis en gebruik van meetinstrumenten binnen de palliatieve zorg. Zoals de lastmeter, pijnanamnese met NRS/ VAS, DOS voor delier, de HADS voor angst en depressie, en Utrecht Symptomen Dagboek. In de basis moet de leerling-verpleegkundige op de hoogte zijn van de meetinstrumenten. In de praktijk is het belangrijk om zich het gebruik van de meetinstrumenten eigen te maken." 3 Kan adequaat reageren op copingstrategien (Domeinen 1, 2, 4 KK). Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 27 *4 Kan geldende definities, protocollen en richtlijnen in de palliatieve zorg uitdragen (Domein 2 KK). Opleidingsadviseur zorggroep: "Juist bij de palliatieve zorg geldt dat je weloverwogen kunt afwijken van een protocol, omdat de kwaliteit van leven van de zorgvrager uitgangspunt is. Ik denk dat deze vaardigheid wel hbo-kennis vergt. Voor de mbo-verpleegkundige is het belangrijk dat ze werkt volgens protocollen, maar daarnaast ook goed signalen op kan vangen van een zorgvrager." *5 Kan klinisch redeneren in de palliatieve fase (Domein 2 KK). Kwaliteitsmedewerker ouderenzorg: "Ik vind het zeer belangrijk dat studenten leren om klinisch te redeneren in de breedste zin van het woord. De oorzaak dient achterhaald te worden en er dient actie ondernomen te worden om de juiste zorg te verlenen of te regelen." 6 Kan gericht (op internet etc) informatie opzoeken over palliatieve zorg, bijvoorbeeld op Pallialine. (Domein 2 KK). *7 Toont inzicht en handelt in de complexiteit van zorg die het gevolg is van problemen op lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel vlak die gelijktijdig aanwezig kunnen zijn en elkaar kunnen benvloeden (Domeinen 2, 3, 4, 5 KK). *8 Toont in het gedrag aandacht voor de specifieke levensvragen die zich in deze levensfase kunnen voordoen (Domein 6 KK). Geestelijk verzorger: "Het is belangrijk dat verpleegkundigen/verzorgenden leren om de mens voorop te stellen met zijn/haar eigen persoonlijke levensverhaal. Mensen die bijvoorbeeld in een zorgcentrum worden opgenomen ervaren dikwijls een breuk in dat levensverhaal. Opnieuw grip krijgen op dat leven betekent niet alleen het bijstellen van het levensverhaal maar ook dat dit vaak gepaard gaat met lijden aan de situatie waarbij diepgaande gevoelens van eenzaamheid en waardeloosheid een rol spelen. Presentie is de essentie. Alle verpleegkundigen en verzorgenden dienen basale kennis te hebben van de presentietheorie van Andries Baart." 28 | Hoofdstuktitel Competentiegebied 2: Communicator De verpleegkundige/ verzorgende communiceert met de patint, diens naaste(n) en andere professionals om de kwaliteit van palliatieve zorg te waarborgen. 2.1 De verpleegkundige/verzorgende als communicator in de palliatieve zorg beschikt over kennis op het gebied van communicatie in de palliatieve zorg d.w.z: 1 Heeft kennis van sociale vaardigheden die nodig zijn voor het omgaan met mensen met een levensbedreigende aandoening zoals mensen met kanker, hartfalen, COPD of dementie. (Domein 2 KK). Cordinator en palliatief verpleegkundige hospice: "Empatisch vermogen, het kunnen inleven in de situatie van de zorgvrager en diens naaste(n). Het goed kunnen kijken en luisteren naar de zorgvrager en de mensen om hem/haar heen. Als verpleegkundige/verzorgende ben je voor een deel de oren/ogen van een dokter, dus ben je diegene die de informatie overdraagt naar een arts en ook naar andere disciplines." 2 Heeft kennis van slechtnieuwsgesprekken en advance care planning gesprekken en de effecten daarvan op de patint en diens naaste(n) (Domein 2 KK). Docent mbo: "Communicatie begint met de basishouding, de beroepscode. Training in: Waarom en hoe je iemand aankijkt, hoe houd je een gesprek op gang, hoe begin je een slechtnieuwsgesprek, wat laat je gebeuren? Dit komt aan bod tijdens de lessen en ik vind het een meerwaarde als deze vaardigheden gemonitord kunnen worden in de praktijk." 3 Heeft kennis van specifieke zorgtechnologie en domotica die toegepast worden in de palliatieve zorg. Verpleegkundig specialist (i.o.) en verpleegkundige oncologie algemeen ziekenhuis: "Op de hoogte houden van ontwikkelingen, nieuwe inzichten en technologien. In de communicatie het gebruik van bijvoorbeeld een I-Pad bij klachten, zodat patinten niet voor alles naar een dokter hoeven. Juist in de palliatieve zorg is daarvoor een grote rol weggelegd, zodat mensen ook langer thuis kunnen blijven, wat tegenwoordig belangrijk is." Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 29 2.2 Binnen deze CanMedsrol: de communicator horen de volgende vaardigheden/ attituden: 1 Kan basale psychosociale en spirituele ondersteuning bieden aan patinten in de palliatieve fase en hun naasten (Domeinen 2, 4, 5, 6 KK). Verpleegkundig specialist (i.o) en oncologie verpleegkundige: "Het is belangrijk dat studenten leren om samen met de patint te bespreken waar hij/zij behoefte aan heeft in de laatste levensfase. Ik twijfel of dit stuk ook bij een mbo-verpleegkundige behoort, maar een hboverpleegkundige moet in ieder geval gesprekstechnieken beheersen. Dit is breder dan het medische domein. Ook aandacht voor de sociale, spirituele en emotionele problemen. In de praktijk gebeurt dat vaak nog te weinig." 2 Kan op een respectvolle en invoelende wijze communiceren met patinten en naasten over de vier dimensies van palliatieve zorg, levensvragen en het levenseinde hierbij rekening houdend met diversiteit en culturele aspecten (Domein 6 KK). Wijkverpleegkundige en palliatief consulent: "De rol van communicator vind ik voor iedere hulpverlener van essentieel belang. Maar in de palliatieve zorg is het de kunst om op een andere manier te communiceren en ook de vraag achter de vraag te ontdekken. Openstaan voor wat er gezegd wordt en de wijze hoe je ermee omgaat zijn belangrijk. Daarbij is empatisch vermogen een belangrijke competentie. Maar vooral ook de manier waarop men communiceert, zowel naar de zorgvrager en naasten als ook naar andere professionals. Begrijpelijk en deskundig communiceren zijn belangrijke componenten." *3 Kan samen met de arts slechtnieuws- en advance care planningsgesprekken voeren met patint en naaste(n) (Domein 2 KK). Ketenregisseur dementie: Kennis van advance care planning."Wie was u, wie bent u en wat wilt u? Dat wordt een steeds belangrijkere rol voor hulpverleners." *4 Geeft voorlichting, advies en instructie aan patint en diens naaste(n) teneinde hen in staat te stellen keuzes te maken voor gewenste palliatieve zorgverlening (shared decision /gezamenlijke besluitvorming) (Domein 2 KK). 5 Bespreekt binnen de eigen beroepsgrenzen in multidisciplinair overleg de feitelijke en de te verwachten gevolgen van de behandeling en het voortschrijdend ziekteproces van de patint in de palliatieve fase (Domein 2 KK). 6 Kan zorgtechnologie en domotica in de palliatieve zorgsituatie toepassen. Docent: "Bijvoorbeeld een clint die bedlegerig is en de wens heeft om contact te hebben met mensen die verder weg wonen dan dient de verpleegkundige de kennis te hebben om oplossingen aan te dragen en samen met de clint tot een oplossing te komen. Als men geen kennis heeft van de technologie dan kan men een clint ook niet coachen in de mogelijkheden en het gebruik van technologische hulpmiddelen." 30 | Resultaten documentenanalyse en (expert)interviews Competentiegebied 3: De Samenwerkingspartner De verpleegkundige/verzorgende werkt effectief samen binnen een multidisciplinair team ten behoeve van optimale palliatieve zorg. 3.1 De verpleegkundige/verzorgende als samenwerkingspartner in de palliatieve zorg beschikt over kennis m.b.t. samenwerking met naasten, andere professionals en vrijwilligers, d.w.z.: 1 Heeft kennis van de eigen rol, taken, deskundigheid en bevoegdheden en die van andere zorgverleners (professionals en vrijwilligers) die te maken hebben met de palliatieve zorg (Domein 2 KK). Verpleegkundig specialist (i.o.) en verpleegkundige oncologie algemeen ziekenhuis: "Kennis over de expertise van andere professionals en wanneer je deze kunt inzetten is belangrijk. Ook dient er tijdens de opleiding aandacht te zijn hoe je de eigen grenzen kunt bewaken en dat heeft ook te maken met de kennis/vaardigheden van de eigen bevoegdheden en bekwaamheden." 2 Heeft kennis van de sociale kaart gericht op palliatieve zorg: hospices, palliatieve units, netwerken palliatieve zorg, consultatieteams, vrijwilligersorganisaties, mantelzorg ondersteuningsorganisaties (Domein 2 KK). Wijkverpleegkundige en palliatief consulent: "Verder denk ik de verpleegkundige het netwerk moet weten, de sociale kaart. Waar kan men terecht, wanneer moet wie ingeschakeld worden? Palliatieve zorg hoef je als professional niet alleen te doen." *3 Heeft kennis van het ontwikkelen van ketenzorg gericht op de complexe problematiek van palliatieve zorg (Domein 2 KK). Verpleegkundig specialist palliatieve zorg: "Kennis van ketenzorg. Weten welke disciplines er zijn en het vermogen om met de disciplines te communiceren ten behoeve van de samenwerking, ook over de muren van de instelling heen. Elkaar weten te vinden en samen voor een eenduidig beleid gaan, zodat er geen verwarring ontstaat." 3.2 Binnen deze CanMedsrol de samenwerkingspartner horen de volgende vaardigheden/ attituden: 1 Kan samenwerken binnen een multidisciplinair team in een zorgsetting waar sprake is van palliatieve zorg. En kan daarbij adequaat gebruik maken van de expertise van andere zorgverleners en weet die op tijd te consulteren of kan tijdig verwijzen (Domein 2 KK). Zorgcordinator en unitmanager hospice: "Palliatieve zorg is multidisciplinair, en als verpleegkundige/verzorgende heb je een regisserende rol." *2 Levert een bijdrage aan de ethische besluitvorming met betrekking tot de behandeling en de palliatieve zorg voor de patint door actief te participeren in overlegsituaties op verschillende niveaus (patint, afdeling, organisatie) (Domein 10 KK). Cordinator en palliatief verpleegkundige hospice: "Als team op een lijn zitten. Proberen om de studenten hierin mee te nemen in de praktijksituatie. Studenten laten deelnemen aan moeilijkere gesprekken, zodat ze ook het gevoel van saamhorigheid krijgen. De samenwerking met de arts is heel kort, dus belangrijk dat men als team de situatie van de clint goed communiceert naar de arts toe. Studenten laten deelnemen aan MDOs, waardoor ze daar ook een gevoel bij krijgen." Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 31 Competentiegebied 4: Kennis en wetenschap: de Reflectieve Evidence Based Practice (EBP)-professional De verpleegkundige/verzorgende waarborgt de kwaliteit van haar beroep door een continue ontwikkeling van haar eigen deskundigheid en levert een bijdrage aan de deskundigheidsbevordering van anderen en wetenschappelijke onderbouwing van haar beroep. Voor de verpleegkundige/verzorgende als reflectieve EBP-professional (kennis en wetenschap) in de palliatieve zorg zijn kennisonderdelen in de andere competentiegebieden opgenomen en vereisen geen aanvullende kennis voor competentiegebied 4: reflectieve EBP-professional. Binnen deze CanMedsrol de reflectieve EBP professional horen de volgende vaardigheden/ attituden: 1 Toont een (levenslange) of permanente leerhouding en herkent leermogelijkheden uit de eigen palliatieve beroepspraktijk middels zelfreflectie (Domein 2 KK). VS en docent mbo: "Meer reflecteren over de zorg en de eigen ontwikkeling. Wat hebben mijn acties en gesprekken met de zorgvrager en familie gedaan, wat moet ik in mijn rol aanpassen enz." 2 Heeft inzicht in eigen (on)mogelijkheden (kennis en vaardigheden) binnen de palliatieve zorg (Domein 2 KK). Verpleegkundige verpleegtechnisch team thuiszorg: "Kennis van de eigen rol, taken en bevoegdheden en de eigen grenzen kennen en eventueel aangeven en bespreken binnen het team. Bijvoorbeeld een zorgvrager met een complexe levensvraag: Het is niet het vakgebied van een verpleegkundige/verzorgende en dan is het belangrijk om te weten dat men de geestelijk verzorger kan inschakelen, dus een signalerende rol voor de verpleegkundige / verzorgende." *3 Past evidence based/best practice toe in de dagelijkse palliatieve zorgpraktijk en ontwikkelt samen met collegas en wetenschappers evidence based practice (Domein 2 KK). Docent hbo: "Het evidence based werken is in de hbo-opleidingen verankerd. Belangrijk om te leren hoe je vervolgens de vertaalslag kunt maken naar de praktijk. Dat vraagt een groot reflectievermogen van de verpleegkundige en daar dient de opleiding aandacht aan te besteden. Het is belangrijk dat de verpleegkundige de evidence based methode kan inzetten of literatuur gebruiken, maar ook de kennis meten in de praktijk door met elkaar het gesprek aan te gaan en te reflecteren." *4 Signaleert leemtes in de palliatieve zorg die zich lenen voor nader onderzoek, en legt deze voor aan expertisecentra en levert zo een bijdrage aan de ontwikkeling van palliatieve zorg (evidence based) (Domein 2 KK). *5 Kan de betekenis van de meest recente wetenschappelijke inzichten in wetenschappelijke- en vakliteratuur vertalen naar betekenisvolle informatie voor de individuele patint of een doelgroep binnen de palliatieve zorg (Domein 2 KK). Docent hbo: "Beargumenteren wat je als verpleegkundige doet en waarom. Dit is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar ook op de eigen ervaringen en op de ervaringen van de clint. Het is een driepoot." 32 | Resultaten documentenanalyse en (expert)interviews Competentiegebied 5: De Gezondheidsbevorderaar (maatschappelijk handelen) De verpleegkundige /verzorgende gebruikt op een verantwoorde wijze haar expertise en invloed ten voordele van de gezondheid en het welzijn van palliatieve patinten en hun naasten, de gemeenschap en de Nederlandse bevolking 5.1 De verpleegkundige/verzorgende als gezondheidsbevorderaar (maatschappelijk handelen) in de palliatieve zorg beschikt over specifieke kennis over de gezondheid en het welzijn van palliatieve patinten en hun naasten, de gemeenschap en de Nederlandse bevolking: 1 Heeft kennis van het voorkomen van complicaties in de palliatieve zorgsituatie (Domeinen 2, 3, 4, 5 KK). 2 Heeft kennis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen en discussies over palliatieve zorg ( incl. beslissingen rond het levenseinde, euthanasie, voltooid leven) (Domein 2 KK). Geestelijk verzorger: "Kennis van maatschappelijke veranderingen en hoe dit van invloed is op de maatschappij en ergo op het zorgproces. Bijvoorbeeld de draaideurpatint. Niet enkel kennis hebben over de veranderingen, maar ook wat de gevolgen (kunnen) zijn voor de zorgvrager en het zorgproces." 5.2 De verpleegkundige/verzorgende als gezondheidsbevorderaar in de palliatieve zorg beheerst de volgende vaardigheden/heeft de volgende attitude: 1 Kan zowel aan de patint als aan de naaste(n) preventieve ondersteuning, (bijvoorbeeld decubituspreventie of voorkomen overbelasting mantelzorger), inzetten daarbij rekening houdend met de specifieke situatie van de patint (Domein 2 KK). Opleidingsadviseur zorggroep: "Het is belangrijk dat verpleegkundigen/verzorgenden een goede voorlichting kunnen geven aan de zorgvrager om preventieve ondersteuning te bieden, zodat complicaties zo lang mogelijk uitblijven." *2 Kan een bijdrage leveren aan voorlichtingsprogramma gericht op palliatieve zorg (Domein 2 KK). Docent mbo: "Primaire, secundaire en tertiaire preventie op macro, meso en microniveau. Op micro niveau vind ik dat studenten niveau 3 en 4 er aandacht aan moeten besteden. Op meso- en macroniveau zie ik dit eerder voor een verpleegkundige niveau 6. Bewustwording dat gedragsverandering, als men preventieve voorlichting geeft, heel veel tijd kost. Inzicht hebben in de gedragsverandering van de mens en alle valkuilen die bij de gedragsverandering horen, daarop kunnen inspelen en voorlichting kunnen geven en kunnen presenteren (individueel, voor een groep, afstemmen op doelgroep). Leren dat ongevraagd advies nooit binnenkomt." Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 33 Competentiegebied 6: De Organisator De verpleegkundige /verzorgende draagt als organisatielid bij aan de continuteit en effectiviteit van de palliatieve zorg binnen de zorginstelling en de gezondheidszorg. 6.1 De verpleegkundige/verzorgende als organisator in de palliatieve zorg beschikt over specifieke kennis over organiseren in de palliatieve zorg, d.w.z.: 1 Heeft kennis van wettelijke en juridische regels en bepalingen m.b.t. het palliatief zorgtraject, de WGBO, beslissingen rond het levenseinde, wilsverklaringen, reanimatiebeleid en euthanasie (Domein 10 KK). Docent mbo: "Kennis van de wet- en regelgeving is heel belangrijk en soms balanceert men op het randje van die wetgeving. Je merkt dat verpleegkundigen vaak toch de stap terug zetten om binnen het lijntje te blijven, terwijl dat niet altijd ten goede komt van de zorgvrager." 2 Heeft kennis van de risicos die transities van zorg meebrengen, zoals ziekenhuisopname en -ontslag en verpleeghuis of hospice-opname (Domein 2 KK). *3 Heeft kennis van de financiering van de palliatieve zorg en van de ontwikkelingen op dit terrein (Domein 2 KK). 6.2 De verpleegkundige/verzorgende als organisator in de palliatieve zorg beheerst de volgende vaardigheden/attitude: *1 Kan de palliatieve zorg rondom de patint organiseren (Domein 2 KK). Verpleegkundig specialist (i.o.) en verpleegkundige oncologie algemeen ziekenhuis: "Als organisator moet je durven analyseren, zaken bespreekbaar maken met patint, naaste(n) en andere professionals en de palliatieve zorg aansturen en afstemmen. Als verpleegkundige ben je de spin in het web. Daarbij behoort kennis van zorgpaden en deze opstarten. Daarnaast ook de vaardigheid leren om te delegeren, ook zaken uit handen durven geven. Ook basiskennis over wet- en regelgeving is van belang om de palliatieve zorg rondom de patint goed te organiseren." Docenten hbo: "Als organisator is het belangrijk als een soort van casemanager rondom de zorgvrager te functioneren. De vaardigheid leren om vraagstukken met ander professionals uit te diepen en een zorgplan kunnen maken. Dit is met name gericht op de hbo-student. Voor de mbo-student is de organisatie meer gericht op het organiseren van de uitvoerende verpleegkundige zorg." 2 Kan mogelijke knelpunten in de organisatie van de palliatieve zorg signaleren en bespreken met zowel de eigen als andere disciplines (Domein 2 KK). *3 Kan een veilige overgang van de ene naar de andere zorginstelling of de thuissituatie faciliteren en organiseren, daarbij rekening houdend met de patint en diens naaste(n) (Domein 2 KK). Verpleegkundige en palliatief consulent thuiszorg: "Bijvoorbeeld bij overdracht van thuis naar een ziekenhuis, dat een wensenlijst van clint ook overgedragen wordt, waardoor de clint niet onnodig belast wordt om zijn/haar verhaal opnieuw moet vertellen." 34 | Resultaten documentenanalyse en (expert)interviews *4 Is zich bewust van de heersende financile kaders en kan daarbinnen de palliatieve zorg uitvoeren (Domein 2 KK). Teammanager hospice: "Studenten leren om te denken en handelen in mogelijkheden, binnen de geldende kaders die er zijn." *5 Signaleert leemtes op het gebied van verpleegkundige richtlijnen en standaarden voor palliatieve zorg en maakt het bespreekbaar bij bijvoorbeeld leidinggevende(n) (Domein 2 KK). Competentiegebied 7: Professional en kwaliteitsbevorderaar De verpleegkundige/verzorgende handelt ethisch en integer volgens professionele standaarden. 7.1 Voor de verpleegkundige/verzorgende als professional en kwaliteitsbevorderaar in de palliatieve zorg zijn kennisonderdelen in de andere competentiegebieden opgenomen en vereisen geen aanvullende kennis voor competentiegebied 7: Professional en kwaliteitsbevorderaar. 7.2 De verpleegkundige/verzorgende als professional en kwaliteitsbevorderaar in de palliatieve zorg beheerst de volgende vaardigheden/ attitude: 1 Is in staat te reflecteren op de eigen visie, persoonlijke geschiedenis en waarden van het leven, het einde van het leven en de dood en welk effect dit heeft op de benadering naar de clint en zijn naasten (Domein 2 KK). Geestelijk verzorger: "Bewustwording van de eigen normen en waarden en waarden en normen van het team, van de zorgvrager en diens naaste(n) en hoe men daarmee kan omgaan. Ook de eigen levenservaringen spelen een rol. Bijvoorbeeld een verpleegkundige maakt in haar eigen omgeving een euthanasie mee, op welke wijze gaat zij daar in haar werk als (palliatief) verpleegkundige mee om?" Praktijkopleider:"Belangrijk dat studenten leren reflecteren. Reflecteren is belangrijk, zeker binnen de palliatieve zorg, dat hiermee gestart zou moeten worden. Op het moment dat een student weet en ervaart wat de situatie met hem/haar doet kun je ook geven. Het reflecteren is de basis. Als je kunt reflecteren kun je handelen, communiceren, professioneel handelen en organiseren. Als je niet kunt reflecteren ben je te theoretisch en/of te afstandelijk bezig en wordt het steeds moeilijker." 2 Herkent ethische vraagstukken en morele dilemmas in de palliatieve zorg en maakt deze bespreekbaar en onderneemt actie (Domein 10 KK). Cordinator en palliatief verpleegkundige hospice: "Binnen mijn organisatie wordt bij een ethisch vraagstuk een moreel beraad gehouden. Ook studenten, stagiaires worden hierbij betrokken en hun mening gevraagd. Ik ervaar dat als positief, omdat iedereen zijn mening in kan brengen en van daaruit wordt bepaald wat het juiste zou zijn om te doen. De ethische vraagstukken, daar is niet altijd een antwoord voor, althans niet een pasklaar antwoord. Je moet studenten leren om heel breed te denken en niet snel een oordeel te vellen over een situatie. Iedereen heeft zijn eigen rugzakje, mensen maken bepaalde keuzes in hun leven of zijn gedwongen tot bepaalde keuzes en als men in zijn laatste levensfase komt willen mensen hier weleens op terugkomen of juist niet. Als student/professional is het belangrijk om te leren je eigen waarden en normen op de achtergrond te houden. Je mag daar samen met collegas over praten, maar je hoeft daar bij de zorgvrager niets over te vinden." Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 35 3 Werkt mee aan intercollegiale ondersteuning en toetsing in de palliatieve zorg (Domein 2 KK). Teammanager: "Feedback kunnen geven en ontvangen. Dit is een belangrijk aspect en je ziet dat studenten, maar ook professionals, hier vaker mee worstelen. Je merkt wel dat opleidingen hier al veel aandacht aan besteden en het moet vooral blijven doorgaan in de praktijk. Open en eerlijk zijn naar de ander en feedback durven vragen en geven op een positieve manier. Ik denk dat tijdens de stage momenten gerichte opdrachten hierover een meerwaarde kunnen zijn. Vooral het veel oefenen is belangrijk bij deze vaardigheden." Docent mbo: Voor de toekomstige ontwikkelingen te aanzien van palliatieve zorg is het belangrijk dat er een theoretische basis is bij de leerlingen. Maar daarnaast ook dat ze de dialoog aangaan. Welke ervaringen hebben ze in hun stage meegemaakt? Ik denk dat dit een waardevolle aanvulling zou zijn als dit specifieker aangeboden wordt tijdens de opleiding. Dat de leerlingen juist heel erg leren van elkaar. Vooral voor studenten die nog jong zijn. Om berhaupt het thema onderling bespreekbaar te maken. Dat vinden ze vaak moeilijk of daar hebben ze nog niet bewust over nagedacht. Sommigen vinden de dood of richting de dood eng.
Resultaten studenten-enqute 5.1 Kenmerken studenten Hierop hebben 122 (oud)studenten gereageerd. Het responspercentage is niet te berekenen omdat niet alle scholen hebben doorgegeven hoeveel enqutes ze verspreid hebben. De meeste respondenten deden een mbo-opleiding Verpleegkunde of hadden deze afgerond. Slechts 17% van de respondenten had een hbo-opleiding of was daar mee bezig. Zie tabel 2. Het gemiddeld aantal jaren praktijkervaring inclusief stages tijdens de opleiding bedroeg 5.5 jaar met een standaard deviatie van 5.8, een minimum van 3 en maximum 35 jaar. Er waren namelijk ook een aantal verpleegkundigen in opleiding die eerder als verzorgenden hadden gewerkt.
Alle (oud)studenten hebben in meerdere werkvelden praktijkervaring opgedaan. Een groot deel van de studenten heeft praktijkervaring in het verpleeg-of verzorgingshuis en kleinschalige woonvormen, ongeveer de helft heeft ervaring in het ziekenhuis en ongeveer 40% in de thuiszorg of een instelling voor gehandicapten (verstandelijk/lichamelijk). Zie tabel 3.
Aandacht voor palliatieve zorg in de opleiding volgens de studenten Als eerste werd gevraagd: in welke mate is er gedurende je opleiding aandacht besteed aan palliatieve zorg? Vul deze vraag in op een 5 punt schaal van 'helemaal geen aandacht' tot 'zeer veel aandacht'. Slechts 19% van de studenten was van mening dat palliatieve zorg veel tot zeer veel aandacht had gekregen in hun opleiding en 32% vond dat het nauwelijks aandacht had gekregen. Tweeendertig procent van de studenten voelde zich niet of onvoldoende toegerust om palliatieve zorg te verlenen. Meer dan 55% voelde zich niet of niet helemaal zeker in de palliatieve zorg. Vervolgens werd over een aantal aspecten van de palliatieve zorg gevraagd in welke mate het onderwerp behandeld is in de opleiding. Antwoordcategorien varieerden van 1 'helemaal niet aan de orde gekomen', 2 'in geringe mate behandeld', 3. 'niet veel/ niet weinig behandeld', 4 'in ruime mate behandeld' tot 5 'zeer uitgebreid behandeld'. Er werd een onderscheid gemaakt tussen 'Lichamelijke aspecten', 'Psychische aspecten', 'Zingevingsaspecten', 'Communicatie' en 'Sociaal-maatschappelijke aspecten'. Wat opvalt is dat de gemiddelde scores niet hoger zijn dan 3.7. Dit betekent dat men vindt dat geen enkel aspect in de palliatieve zorg, gemiddeld gezien, in ruime mate of uitgebreid behandeld is. Bij de lichamelijke aspecten valt op dat er relatief de meeste aandacht is geweest voor pijn en palliatieve sedatie maar minder voor benauwdheid, vermoeidheid en misselijkheid. Wat betreft psychische/mentale aspecten is er relatief de meeste aandacht geweest voor delier/onrust maar minder voor angst en depressie. Bij zingevingsaspecten was de meeste aandacht voor verlies en rouw maar minder voor copingsproblemen en zingevingsvragen. Met betrekking tot communicatie heeft multidisciplinair overleggen, communiceren met andere disciplines en omgaan met ethische dilemmas de meeste aandacht gekregen volgens de studenten en vroegtijdige zorgplanning, besluitvorming en gesprekken over de dood de minste aandacht. Ten aanzien van sociaal-maatschappelijke themas kreeg wetgeving, samenwerking en palliatieve sedatie vs euthanasie de meeste aandacht en de sociale kaart van de palliatieve zorg de minste.
Wat hebben studenten gemist in hun opleiding? Tenslotte werd aan studenten, in een open vraag, gevraagd wat ze gemist hebben in de opleiding als het gaat om palliatieve zorg. Ze konden daar 3 dingen invullen. Hierop werd door 73 studenten gereageerd en werden in totaal 148 reacties gegeven van verschillende aard. Sommige studenten gaven aan dat er te weinig aandacht was geweest voor palliatieve zorg: "voor beginnend verpleegkundigen mag er meer aandacht zijn voor palliatieve en terminale zorg in al zijn aspecten". Enkele studenten gaven aan dat palliatieve zorg pas laat in de opleiding werd aangeboden en het er liever eerder over hadden gehad: "Ik vind dat ze eerder moeten beginnen met de theorielessen. In de praktijk had ik het al verschillende keren meegemaakt, maar had er op school nog geen theorie over gehad." Begeleiding van schooldocenten na terminale situaties op de stage werd door een student genoemd "Dit wordt als vanzelfsprekend gezien terwijl de eerste sterfgevallen erg heftig kunnen zijn." Sommige reacties gingen over de inhoud van de lesstof bijvoorbeeld symptomen, wat zijn oorzaken en wat er aan te doen, medicatietoediening, praktische verzorging in de terminale fase, palliatieve sedatie of de euthanasieprocedure. Andere reacties hadden meer betrekking op reflectie en de emotionele aspecten. Veel studenten hadden meer behoefte aan het leren omgaan met de palliatieve fase en het sterven, daarbij gaat het om de eigen emoties maar ook om emoties en coping en van patint en naasten. Het onderwerp omgaan met en gespreksvoering met familie en naasten werd door meerdere studenten genoemd. Samenwerking, multidisciplinair overleggen en weten welke disciplines je kunt inschakelen in welke situatie kwam ook meerdere malen aan de orde. Anderen gaven als reactie op de vraag wat heb je gemist antwoorden met betrekking tot de manier van leren bijvoorbeeld: meer behoefte aan gastlessen van professionals uit de praktijk, meer behoefte aan rollenspelen, of simulaties, praktisch oefenen met gesprekken over de dood, slecht-nieuwsgesprekken of gesprekken met de familie/naasten. Ook is er meer behoefte aan stageplekken bijvoorbeeld in hospices, casussen bespreken, ervaringen van studenten laten uitwisselen, en verhalen van ervaringsdeskundigen/patinten.
Resultaten patinteninterviews 6.1 Kenmerken patinten en naasten Er zijn 21 patinten/naasten gevraagd om mee te doen en uiteindelijk hebben 6 patinten en 11 nabestaanden meegedaan. Bij de patinten ging het om 4 vrouwen en 2 mannen. Hun gemiddelde leeftijd was 72 jaar (min 60- max 95). Het ging om 3 patinten met kanker, 2 patinten met COPD en een ALS patint. Drie patinten werden in een hospice genterviewd, twee in het ziekenhuis en een patint in de thuissituatie. Bij de nabestaanden ging het om 5 mannen en 6 vrouwen, in een interview werden zowel de echtgenoot als de dochter van de overleden vrouw samen genterviewd. De relatie van de nabestaanden tot de overleden patint was in vijf gevallen de partner, bij vier cases de dochter of schoondochter, een keer een neef en een keer een broer. Het ging om vijf patinten met kanker, twee patinten met hartfalen, twee patinten met dementie en een met COPD. Nabestaanden beschreven vaak de zorg die zowel in ziekenhuis, thuissituatie en hospices had plaatsgevonden. 6.2 Positieve en negatieve ervaringen in de zorg per CanMeds rol De patinteninterviews zijn deductief geanalyseerd waarbij tekstfragmenten gecodeerd werden aan de hand van de Canmedsrollen. Opvallend was dat de patinten en nabestaanden de meeste verhalen vertelden of opmerkingen maakten over hun ervaringen met zorgverleners met betrekking tot de rollen van 'Communicator' en 'Organisator' en niet of nauwelijks spraken over de rollen van 'Kennis en Wetenschapsprofessional' of 'Gezondheidsbevorderaar'. Zorgverlener Patinten en nabestaanden hadden positieve ervaringen met betrekking tot de zorginhoudelijk handelen van zorgverleners; bijvoorbeeld: een geslaagde operatie, goede sanering van de medicatie, adequate pijn- en symptoombestrijding, adequate verwijzing naar ander zorgverleners, deskundige adviezen over hoe om te gaan met dementie, inhoudelijke goede informatie en het signaleren van zorgbehoeften en complicaties. Daarnaast was er bij veel genterviewden waardering voor een goede begeleiding, het nabij zijn van de huisarts, verzorgenden, verpleegkundigen of geestelijk verzorger. Persoonlijke, warme aandacht voor patint en mantelzorgers en medemenselijkheid werden door veel respondenten als belangrijk benoemd. Negatieve ervaringen waren er ook: Zo werd het ontbreken van expertise of deskundigheid met betrekking tot een ziektebeeld, wondzorg, medicatie of het voeren van het huishouden genoemd. Er werden complicaties van behandelingen en medicatiefouten benoemd als ook het verrichten van ingrepen terwijl de levensverwachting van de patint nog kort was. Daarnaast vonden sommige patinten, naasten dat er te weinig aandacht was voor de psychische aspecten zoals angst en paniek van de patint of emoties bij de familie en sociale aspecten zoals relatieproblemen. 42 | Resultaten patinteninterviews Communicator Patinten en naasten waardeerden het als professionals de tijd namen om te luisteren, open communiceerden, vroegen naar de behoeften en wensen van de patint en goede uitleg gaven over wat de patint kon verwachten of welke behandelopties er waren. Het nemen van een gezamenlijk besluit, advance care planning en daar ook de tijd voor nemen werd door verschillende respondenten als positief ervaren. Een respectvolle, vriendelijke bejegening, het vormen van een klankbord, aandacht voor de mantelzorger en humor vormden positief gewaardeerde elementen in de communicatie. Helaas waren er ook heel wat negatieve ervaringen. In enkele interviews werd aan gegeven dat er door zorgverleners niet, te laat of nauwelijks werd gesproken over het naderend levenseinde. Er werd soms geen of weinig uitleg gegeven over behandelingen, onder andere over palliatieve sedatie, te verwachten klachten, zorgmogelijkheden thuis of over niet reanimeren beleid. Enkele keren hadden patinten en nabestaanden tegenstrijdige informatie gekregen en werd er niet gecommuniceerd tussen medisch specialist en huisarts wat voor onrust en wantrouwen zorgde. Soms werd er slecht geluisterd en werd de communicatie als 'bot' 'zakelijk' of 'koud' ervaren. Dat leidt ook tot een eenzaam gevoel. Zo vertelde een patint die opgenomen was geweest op de IC dat alle zorgverleners achter schermen zaten en hij geen contact had kunnen krijgen terwijl hij in paniek was. Veel nabestaanden vonden de communicatie van de zorgverleners met de naasten of mantelzorgers onvoldoende. Ze hadden meer betrokken willen worden. Tenslotte werd het gebruik van verkleinwoordjes zoals 'mevrouwtje' niet gewaardeerd. Samenwerkingspartner Ten aanzien van samenwerking tussen verschillende zorgverleners of instellingen waren er positieve en negatieve ervaringen. De samenwerking tussen huisarts en specialist werd gewaardeerd alsmede ook de goede overdracht tussen ziekenhuismedewerkers of medewerkers van de thuiszorg. Artsen en verpleegkundigen werkten soms ook samen met de mantelzorgers door bijvoorbeeld door hen te leren om pijnmedicatie te injecteren. Positieve reacties waren er over de samenwerking tussen de huisarts en palliatief consulenten of een geestelijk verzorger. Klachten waren er over het feit dat er veel verschillende zorgverleners betrokken waren die allen vanuit hun eigen perspectief werkten en te weinig onderling communiceerden De samenwerking tussen huisarts en verzorgenden of verpleegkundigen van de thuiszorg loopt soms spaak bijvoorbeeld doordat de huisarts zijn/haar beleid niet afstemt op de informatie die de verzorgenden hem/haar geven of andersom doordat verzorgenden onvoldoende signaleren en te laat bij de huisarts aan de bel trekken. Kennis- en wetenschapsprofessional Over deze CanMedsrol werd er door patinten en nabestaanden niet gesproken. Blijkbaar is dat een rol die vanuit patintenperspectief minder belangrijk wordt gevonden. Gezondheidsbevorderaar Ook over deze rol werd in de interviews weinig gesproken. Het werd positief gewaardeerd als zorgverleners richtlijnen en leefregels aanpasten aan de prognose van de patint, als complicaties werden gesignaleerd en hiervoor preventieve maatregelen werden getroffen bijvoorbeeld door het inzetten van een anti-decubitus beleid of een fysiotherapeut om de conditie van de patint te behouden. Enkele respondenten gaven aan dat de huisarts te afwachtend was en niet vooruit dacht. Daarnaast werd gebruik aan informatie over medicatie en leefregels en gebrek aan ondersteuning bij het stoppen met roken genoemd. Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 43 Organisator Over deze rol van zorgverleners werd het meest gesproken in de interviews. Patinten en naasten hadden veel waardering voor kleinschalige (bijvoorbeeld in hospices of buurtzorg), continue zorg met vaste medewerkers die goed bereikbaar zijn, zaken efficint regelen (bijvoorbeeld verwijzing, ad matras, nachtzorg) en initiatief nemen. Snelheid, flexibiliteit, creativiteit en de tijd nemen werden door verschillende respondenten benoemd als positief als ook het initiatief van huisartsen om uit zichzelf langs te komen en de patint zelfs in het ziekenhuis te bezoeken of na zijn spreekuur te bellen. Enkele respondenten gaven aan dat het fijn was als de huisarts, de verpleegkundige of de casemanager dementie de cordinatie van zorg op zich nam. Wat door veel patinten en nabestaanden als storend werd ervaren was de discontinuteit van zorg, vooral in de thuissituatie waarin medewerkers steeds wisselen en opnieuw genstrueerd moeten worden en men te maken krijgt met waarnemende huisartsen. Respondenten hadden ook last van de tijdsdruk waaronder zorgverleners moeten werken, lange wachttijden en stroperigheid, gebrek aan privacy, bureaucratie bijvoorbeeld bij het aanvragen van hulpmiddelen en het ontbreken van een regisseur die de zorg cordineert. De overdracht van het ene ziekenhuis naar het andere of naar de thuissituatie verliep vaak chaotisch. Professional Patinten en naasten waardeerden het als zorgverleners warm, betrokken, respectvol en meelevend waren maar toch verantwoordelijkheid namen, daadkrachtig waren en professionele distantie bewaakten. Tijd en aandacht zijn daarbij van belang. Ook werden positieve ervaringen benoemd met betrekking tot de afstemming op de behoeften van de patint en het vermogen om te kunnen zien waar de patint en familie behoefte aan had. De aandacht en steun voor de familie of mantelzorgers werd vaak genoemd. Negatieve ervaringen hadden vooral betrekking op het ontbreken van empathie, niet serieus genomen worden, slordigheid en het idee dat professionals alleen denken vanuit hun eigen perspectief of vakgebied. Onbehouwen gedrag, zoals ruzie maken waar de patint bij is, klagen over de patint tegen de mantelzorger of het ventileren van meningen of eigen problematiek van de zorgverlener werd als onprofessioneel gedrag gezien door de respondenten. 6.3 Adviezen van patinten en naasten aan jonge professionals Tenslotte gaven de respondenten adviezen: dos en donts aan 'jonge' professionals in de zorg. Dos: Gezonde betrokkenheid, aandacht en interesse tonen. Luisteren, check na of je de patint goed begrepen hebt. Meeleven. Tijd nemen. Bij iemand blijven als het moeilijk is. Je mag als hulpverlener ook laten zien dat het je iets doet. Ga er als mens naast zitten en voel aan of je ergens bij mag komen. 44 | Resultaten patinteninterviews Houdt de balans tussen compassie en professionaliteit. Actief vragen naar de context van de patint. Hoe was iemands leven voordat hij/zij ziek werd? De mens zien achter de patint. In de opleidingen zouden studenten moeten leren om zich te verplaatsten in de patint en oog moeten leren hebben voor diversiteit van patinten. Betrek de partner of andere mantelzorgers bij de zorg en ondersteun deze. Technische bagage hebben maar je ook realiseren wat de behandeling voor de patint betekent. Anticipeer in plaats van reactief te zijn. Communiceer helder maar ontneem mensen de hoop niet. Bereid de mensen goed voor op een behandeling. Herhaal informatie omdat patinten uitleg missen en kijk of de patint het begrepen heeft. Benoem een aanspreekpunt of zorgmakelaar die beschikbaar is om zaken te regelen rond hulpverleners, zorgverzekering, hulpmiddelen en ondersteuning van de mantelzorg. Iemand die de regie in handen neemt en overzicht houdt. Als dingen niet lopen durf dan een gesprek aan te gaan (met andere disciplines).Zorg dat je kennis hebt van het netwerk en de sociale kaart zodat je weet waar je hulp kunt halen. Neem beslissingen samen met de patint en de familie. Schakel vaker het palliatieteam in. Creer een werkomgeving waarin zorgverleners zich veilig voelen en met elkaar in gesprek kunnen gaan. Donts: Doe de dingen niet routinematig en durf van de regels af te wijken. Maak er niet teveel een papierwinkel van zoals zorgplannen waar je op iedere bladzijde je handtekening moet zetten. Iemand lastig vinden en dat dan tegen de mantelzorger zeggen. Verkleinwoordjes tegen patinten gebruiken. Je eigen problemen tegen de patint vertellen. Basiscompetenties palliatieve zorg voor verzorgenden en verpleegkundigen | 45 7 Conclusies en aanbevelingen Dat er meer aandacht moet komen voor palliatieve zorg in de basisopleidingen van verzorgenden en verpleegkundigen werd in dit project bevestigd. Op grond van interviews met experts, professionals uit het veld en patinten of naasten, maar ook op grond van de enqute onder studenten kan geconcludeerd worden dat er in de basisopleidingen voor verzorgenden en verpleegkundigen meer gefocust kan worden op de verschillende dimensies en domeinen van palliatieve zorg. Professionals uit het veld vragen meer aandacht voor kennis over symptoombestrijding, meetinstrumenten, communicatievaardigheden, attitude, het omgaan met zingevingsvragen en zelfreflectie. Studenten gaven aan meer aandacht te willen voor symptoombestrijding maar ook voor copingsproblemen, zingevingsvragen, vroegtijdige zorgplanning, gespreksvoering over de het levenseinde, besluitvorming en de sociale kaart van de palliatieve zorg. Het leren omgaan met de eigen emoties en de behoefte aan begeleiding hierbij kwam zowel in de enqute onder de studenten als in de interviews met de experts, professionals en docenten naar voren als een belangrijk punt van aandacht. Zowel studenten, als docenten en professionals vinden dat palliatieve zorg eerder in het curriculum moet worden aangeboden. Een eerste kennismaking kan al plaatsvinden voor de eerste stage. Na de stages zou er casusbespreking kunnen plaatsvinden of kunnen ervaringen van studenten met palliatieve patinten onder begeleiding van docenten gedeeld worden. Door het uitnodigingen van gastdocenten en experts uit het veld krijgen studenten beter zicht op de praktijk van de palliatieve zorg. Studenten geven zelf aan dat ze meer verhalen willen horen van echte patinten of mantelzorgers en dat ze meer willen oefenen in gespreksvoering met patinten en naasten over het naderende levenseinde. Patinten en nabestaanden geven positieve en negatieve ervaringen met zorgverleners weer en benoemen en tips of adviezen over wat jonge professional wel of vooral niet moeten doen. Patinten en naasten willen graag te maken hebben met inhoudelijk deskundige, warme, respectvolle professionals die de tijd nemen, proactief, snel en flexibel zijn, die kunnen samenwerken en verwijzen, en die de patint en de mantelzorgers betrekken in hun besluitvorming. Het belang van een goede communicatieve en organisatorische vaardigheden werd door patinten en nabestaanden benadrukt. Op grond van (inter)nationale literatuur, interviews met professionals, docenten en patinten en een enqute onder studenten konden competenties worden geformuleerd die als leidraad gebruikt kunnen worden om palliatieve zorg in de basiscurricula te verweven en/of een keuzedeel c.q. minor te ontwerpen. De competenties die benoemd werden in de interviews (met zorgprofessionals, docenten, patinten en naasten) en de studenten enqute vonden we ook in de literatuur. Het recent verschenen Kwaliteitskader Palliatieve zorg Nederland biedt daarnaast ook standaarden en criteria die hierin leidend kunnen zijn. Veel van de competenties zijn generiek en van toepassing op zowel verzorgenden, niveau 3 en verpleegkundigen van niveau 4 en 6. Alleen bij competenties die te maken hebben met het toepassen en beoordelen van theoretische kennis, het beoordelen van wetenschappelijke literatuur, het indiceren, klinisch redeneren, ethische besluitvorming, het organiseren op meso of macro niveau, voorlichting geven, shared decision making, slecht nieuwsgesprekken en advance care planning zijn er onderscheidende competenties beschreven. Deze zijn veelal weggelegd voor 46 | Conclusies en aanbevelingen studenten met niveau 6 of soms met niveau 4. Bij de uitwerking van de leerinhouden en het gebruik van leermaterialen bij de generieke competenties kan er wel rekening gehouden worden met de niveaus. De competenties zijn richtinggevend voor het ontwikkelen van leerinhoud c.q. leermaterialen en het gebruik van reeds bestaande materialen. Dit zegt echter nog niets over de structuur en de wijze waarop de inhoud gebruikt gaat worden in de verschillende curricula. Bij voorkeur wordt dit samen met de scholen bepaald in werkgroepen waarin docenten, studenten, patintvertegenwoordigers, zorgprofessionals en verpleegkundig specialisten palliatieve zorg vertegenwoordigd zijn. In deel twee van dit project wordt hier verslag van gedaan. Docenten in het mbo en hbo zouden geschoold moeten worden in de actuele ontwikkelingen van de palliatieve zorg en in het gebruik van de reeds ontwikkelde leermaterialen en methodieken. In fase 2 van dit project wordt verslag gedaan van de docententraining die in het kader van dit project ontwikkeld en gegeven is.

Antwoord gegenereerd door AI Antwoord rapporteren

Stel een studievraag en wij proberen hem zo goed mogelijk te beantwoorden.

Stel een vraag
 
Inloggen via e-mail
Nieuw wachtwoord aanvragen
Registreren via e-mail
Winkelwagen
  • loader

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items! Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

Actie: ontvang 10% korting bij aankoop van 3 of meer items!

loader

Ontvang gratis €2,50 bij je eerste upload

Help andere studenten door je eigen samenvattingen te uploaden op Knoowy. Upload ten minste één document en krijg gratis € 2,50 tegoed.

Upload je eerst document