pulsar natuurkunde, 4 havo, hoofdstuk 3

hierin een samenvatting die aansluit bij elektriciteit. Nodig voor het eindexamen en SE toetsen. het is per bron verdeeld en erg overzichtelijk.

Preview samenvatting (1 van de 3 pagina's)

Hoofdstuk 3
Bron 1  elektrische lading
Door wrijving kunnen voorwerpen elektrisch geladen worden en daardoor krachten uitoefenen. Er
zijn 2 soorten ladingen: positief en negatief. Gelijke ladingen stoten elkaar af en verschillende
ladingen trekken elkaar aan. Positief stoot positief af, positief en negatief trekken elkaar aan, en
negatief en negatief trekken elkaar aan.
Bron 2  lading is overal
Als een voorwerp evenveel negatieve als positieve lading heeft is het voorwerp neutraal, de
negatieve deeltjes heten elektronen en de positieve deeltjes heten protonen. De kern van een atoom
is positief geladen met protonen en neutronen. Daaromheen zitten elektronen in een
elektronenwolk.
Bron 3  statische elektriciteit
Als je een voorwerp wrijft gaan er protonen of elektronen naar een ander voorwerp waardoor ze
elkaar aantrekken, dat heet statische elektriciteit. Lading gaat weg als je het voorwerp aanraakt.
Denk bij dit aan iemand die een ballon over zijn trui wrijft, de ballon blijft plakken.
Bron 4  elektrische stroom
Een batterij heeft 2 polen, door chemische reactie heeft de ene pool een overschot aan elektronen
en de andere pool juist een tekort aan elektronen. De elektronen, in een batterij waarbij de polen
verbonden zijn, lopen van de minpool naar de pluspool, er loopt een elektrische stroom. Binnen de
batterij gaan de elektronen van de pluspool naar de minpool. Als een voorwerp een geleider is dan
kunnen de elektronen vrij bewegen, vrije elektronen. Als elektronen niet vrij kunnen bewegen is het
een isolator.
Bron 5  lading en stroomsterkte
De eenheid van stroomsterkte is ampère. Hoe meer lading een voorwerp heeft, des te groter de
elektrische kracht is. De eenheid van elektrische lading is coulomb, dat reken je uit met de formule:
I = Q/ t. 1 Coulomb is gelijk aan 6,25 x 10 tot de 16e elektronen.
Bron 6  zo doe je dat
1. schrijf op wat er is gegeven en kijk wat er wordt gevraagd.