Inhoudsopgave
Hoofdstuk 7: De zeven dimensies van organisaties ...................................................................................... 5
Hoofdstuk 4: Stap drie: het bepalen van een strategisch plan ...................................................................... 9
Hoofdstuk 6: Stap vijf: evaluatie .................................................................................................................. 14
Hoofdstuk 6: Bestuurders van de organisatie ............................................................................................. 19
Hoofdstuk 5: Relatie tot de overige zeven s’en ........................................................................................... 25
Hoofdstuk 6: ICT en processen .................................................................................................................... 28
Hoofdstuk 6: Afsluiting ................................................................................................................................ 34
Hoofdstuk 6: Afsluiting ................................................................................................................................ 44
Businessmanagement
Week 1: Organisaties
Hoofdstuk 1: Waarom bestaan er organisaties?
Vijf redenen waarom je meer waarde kan creëren in organisatieverband
1. Samenwerking maakt specialisatie mogelijk
2. Samenwerking geeft toegang tot hulpbronnen en technologie
3. Samenwerking vormt een middel om te kunnen anticiperen op de omgeving
4. Samenwerking leidt tot lagere transactiekosten
5. Hiërarchie en controle mogelijk maken
Een organisatie creëert waarde door gebruik te maken van beschikbare grondstoffen, kapitaal en
arbeid (input) en daar via conversie een product van te maken (output) Organisaties kennen een formele hiërarchie: mensen in leidende posities hebben de
beslissingsbevoegdheden, hiërarchie wordt belangrijker naarmate de samenwerking complexer
wordt of de doelstellingen abstracter worden (realistischer) Binnen een samenwerkingsverband beslissen de deelnemers op basis van gelijkwaardigheid, dit
maakt het moeilijker om beslissingen te nemen en een gemeenschappelijk doel te bereiken Complexiteit: neemt toe door het aantal mensen, producten of diensten van een organisatie en door
de inzet van technologische productiemiddelen Hoofdstuk 2: Wat zijn organisaties?
Er is sprake van zes fundamenten in een organisatie
Participanten: mensen waaruit een organisatie bestaat
Doelen: wat je binnen een organisatie probeert te bereiken, organisatiedoel: overkoepelend
doel maar in de praktijk streven niet alle leden van een organisatie dezelfde doelen na
Technologie: om producten te produceren of een dienst te verlenen
Formele structuur: hiërarchische relaties/taakverdeling tussen managers en werknemers,
Herhaalde activiteit wordt gestandaardiseerd en vastgelegd in formele procesbeschrijvingen
Informele structuur: interacties tussen mensen en de relaties die op een natuurlijke wijze
ontstaan binnen een organisatie (geen directe relatie met de doelen van de organisatie)
Omgeving: alle zaken buiten de organisatie die de organisatie beïnvloeden of die door de
organisatie worden beïnvloed
Hoofdstuk 3: Verschijningsvormen van organisaties
§ 3.1 Winst als primair doel of juist niet
Organisaties zonder winstoogmerk streven naar levering van goederen en diensten voor het
algemeen nut, non-profitorganisaties mogen een boekjaar niet afsluiten met winst, not-for-
profitorganisaties mogen dat wel maar is niet hun voornaamste doel Ondernemingenstreven naar winst voor de aandeelhouders/eigenaren
§ 3.2 De grootte van de organisatie
Er wordt onderscheid gemaakt tussen: micro-onderneming,
kleinbedrijf, middenbedrijf en grootbedrijf
MKB: midden- en kleinbedrijf § 3.3 De rechtsvormen van de organisatie
Rechtspersoonlijkheid: kan een bedrijf wel of niet optreden als een
zelfstandig en handelingsbekwaam persoon Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
Eenmanszaak: wanneer slechts één ondernemer een bedrijf heeft
Voordeel: snel en eenvoudig op te richten
Nadeel: privé aansprakelijk voor schulden van het bedrijf
VOF: wanneer meerdere ondernemers samen een bedrijf bezitten, in een vennootschapscontract
kunnen onderlinge rechten en plichten worden geregeld
Voordeel: snel en eenvoudig op te richten, meer inbreng door meerdere partners
Nadeel: privé aansprakelijk voor schulden van het bedrijf
CV: vennoot is alleen met kapitaalinbreng betrokken bij bedrijf, andere regelen de gang van zaken
Voordeel: meer inbreng door deelname van stille vennoten
Nadeel: beherende vennoten zijn privé aansprakelijk voor schulden van het bedrijf
Maatschap: ondernemers vormen een samenwerkingsverband waarbij de maten zelfstandig hun
beroep uitoefenen onder een gemeenschappelijke naam
Voordeel: meer inbreng door meerdere maten, maten zijn alleen privé aansprakelijk voor
schulden die zij zelf zijn aangegaan (tenzij het in overleg was met andere maten)
Nadeel: maten zijn privé aansprakelijk voor schulden die horen bij hun beroepsuitoefening
Organisaties met rechtspersoonlijkheid
BV: eigendom bij aandeelhouders, aandelen zijn op naam en alleen via notaris worden overgedragen
Voordeel: niet privé aansprakelijk voor schulden van het bedrijf
Nadeel: oprichting via notaris, administratieve kosten zijn hoger dan bij organisaties zonder
rechtspersoonlijkheid, de aandelen zijn niet eenvoudig verhandelbaar
NV: aandelen op naam en aan toonder, aandelen worden op de beurs verhandeld
Voordeel: niet privé aansprakelijk, aandelen zijn vrij verhandelbaar
Nadeel: oprichting via de notaris, administratieve kosten zijn hoger
Vereniging: samenwerkingsverband die maatschappelijk activiteiten willen organiseren en uitvoeren
Voordeel: bestuursleden zijn niet privé aansprakelijk (als de vereniging via de notaris is
opgericht), leden hebben inspraak bij de besluitvorming
Nadeel: oprichting moet via notaris om als organisatie met rechtspersoonlijkheid te worden
gezien, besluitvorming kan langzamer zijn wanneer leden hierbij betrokken moeten zijn
Stichting: samenwerkingsverband van mensen die een maatschappelijk doel willen realiseren
Voordeel: bestuursleden zijn niet privé aansprakelijk
Nadeel: oprichting moet via notaris om als organisatie met rechtspersoon te worden gezien
Hoofdstuk 4: Ontwikkelingen in de organisatiekunde
Scientific Management: alles draait om productiviteit en een efficiënte opdeling van taken en
werknemers worden gezien als een onderdeel van het machinewerk
Niet arbeidsomstandigheden maar aandacht die werknemers kregen is van invloed op productiviteit Mayo’s Human Relation Management: de motivatie van de werknemers en het kweken van
betrokkenheid bij de organisatie staan centraal
Omgevingsgeoriënteerd management: afhankelijk van de situatie wordt werk georganiseerd In een stabiele omgeving waar weinig veranderd ligt de focus op efficiëntie en productiviteit
In een dynamische omgeving waar veel innovaties plaatsvinden ligt de focus op het vermogen van
werknemers om te experimenteren Hoofdstuk 5: Levensfasen van organisaties
Bij elk bedrijf kun je vier levensfases herkennen
1. Start- of introductiefase: bestaansrecht moet nog worden geclaimd en veel moet nog
worden ontwikkeld en uitgewerkt
Document Outline
Inhoudsopgave
Businessmanagement
Week 1: Organisaties
Hoofdstuk 1: Waarom bestaan er organisaties?
Hoofdstuk 2: Wat zijn organisaties?
Hoofdstuk 3: Verschijningsvormen van organisaties
§ 3.1 Winst als primair doel of juist niet
§ 3.2 De grootte van de organisatie
§ 3.3 De rechtsvormen van de organisatie
Hoofdstuk 4: Ontwikkelingen in de organisatiekunde
Hoofdstuk 5: Levensfasen van organisaties
Hoofdstuk 6: Management en managementtaken
Hoofdstuk 7: De zeven dimensies van organisaties
Week 2: Het strategisch proces
Openingsvraagstuk: Hoe maak je organisaties toekomstbestendig?
Hoofdstuk 1: Het strategisch proces
§ 1.1 De eerste drie stappen van het strategisch proces: de strategieformulering
Hoofdstuk 2: Stap één: de analyse van de huidige situatie van de organisatie
§ 2.1 De micro-omgeving (7S-model)
§ 2.2 De meso-omgeving (stakeholderanalyse)
§ 2.3 De macro-omgeving (DESTEP)
§ 2.4 De SWOT-analyse
Hoofdstuk 3: Stap twee: het ontwikkelen van een gewenste toekomstige situatie
Hoofdstuk 4: Stap drie: het bepalen van een strategisch plan
§ 4.1 Strategieën op basis van de externe analyse (kansen en bedreigingen)
§ 4.2 Strategieën op basis van de interne analyse
§ 4.3 Business Model Canvas
§ 4.4 Uitbreiding tot een waardepropositie canvas
§ 4.5 Checken strategie
Week 3: Het strategisch proces
Hoofdstuk 5: Stap vier: het invoeren van het strategisch plan
Hoofdstuk 6: Stap vijf: evaluatie
Week 4: Leiderschap
Hoofdstuk 1: Inleiding
§ 1.3 Het belang van leiderschap
§ 1.4 Koppeling met 7S-model
Hoofdstuk 2: Leiderschap en management
§ 2.1 Leiderschap gedefinieerd
§ 2.2 Verschil leiderschap en management
§ 2.3 Leiderschapsstijlen
§ 2.4 Taakgericht en/of mensgericht leiderschap
§ 2.5 Managementrollen
Hoofdstuk 6: Bestuurders van de organisatie
§ 6.1 Raad van commissarissen
§ 6.2 Ondernemingsraad
Week 5: Structuur
Hoofdstuk 1: De structuur van een organisatie
§ 1.1 Openingscase directeuren en chauffeurs
§ 1.2 De basisonderdelen van een organisatie
Hoofdstuk 2: Coördinatie- en controlemechanismen
Hoofdstuk 3: Factoren van belang bij het ontwerpen van een organisatiestructuur
§ 3.1 Wijze van definiëren taken en functies
§ 3.2 Clustering van taken
§ 3.3 Grootte van de clusters
§ 3.4 Spreiding van de beslissingsbevoegdheden
Hoofdstuk 4: Configuraties
§ 4.1 De eenvoudige structuur of ondernemersorganisatie
§ 4.2 De machinebureaucratie
§ 4.3 De professionele bureaucratie
§ 4.4 De divisiestructuur
§ 4.5 De Adhocratie
§ 4.6 De matrixstructuur
Hoofdstuk 5: Relatie tot de overige zeven s’en
Week 6: Processen
Hoofdstuk 2: Denken in processen
§ 2.1 Soorten processen
§ 2.2 Procesbeschrijving
Hoofdstuk 6: ICT en processen
§ 6.1 De rol van ICT in processen
§ 6.2 Trends in ICT/Technology
Week 7: Cultuur
Hoofdstuk 1: Case Gesperland kiest voor gamificaton
Hoofdstuk 2: Inleiding
Hoofdstuk 3: Cultuurmodellen
§ 3.1 Het ui-model van Hofstede
§ 3.2 Waarom is cultuur belangrijk?
§ 3.3 Model van Handy
§ 3.4 Model van Quinn
§ 3.6 Vijf dimensies van Hofstede
§ 3.7 Hofstede: invloed landscultuur op organisatiecultuur
Hoofdstuk 4: Cultuur nader beschouwd
§ 4.1 OCAI
§ 4.2 Identiteit en imago
Hoofdstuk 5: Veranderen van organisatieculturen
§ 5.1 Ontwerp- en ontwikkelbenadering
§ 5.2 Interventies bij gedragsverandering
§ 5.3 Nudges
§ 5.4 Verandermodel van Schein
Hoofdstuk 6: Afsluiting
§ 6.1 Rol en relatie van shared values binnen het 7S-model
Week 8: Stromingen en ontwikkelingen
Hoofdstuk 2: Inleiding
Hoofdstuk 3: Vroege organisatietheorieën
§ 3.1 Adam Smith (1723-1790)
§ 3.2 Scientific management
§ 3.3 Bureaucratie
§ 3.4 Human relations
Hoofdstuk 4: Ontwikkelingen sinds 1950
§ 4.1 Systeembenadering
§ 4.2 Contingentiebenadering
§ 4.3 Total quality management (TQM) (1980)
§ 4.4 Lean management
§ 4.5 De lerende organisatie
Hoofdstuk 5: Toekomstige ontwikkelingen
§ 5.1 Creativiteit en innovatief vermogen
§ 5.3 Zelforganiserende teams
§ 5.4 Holacracy
§ 5.5 Trends op het gebied van organisaties
§ 5.6 Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)
§ 5.7 Circulaire economie
§ 5.8 Trends op het gebied van leiderschap
Hoofdstuk 6: Afsluiting