Samenvatting - de vijf religies van de wereld
1. Hindoeïsme
2. Boeddhisme
3. Jodendom
4. Christendom
5. Islam
6. Humanisme
Hindoeïsme
1.1 naam en oorsprong
Het hindoeïsme is eigenlijk geen een geloof te noemen. Er zijn veel verschillende
goden, rituelen en eenvoud. Hindoeïsme stamt af van de naam Indus, dit is een rivier
in Pakistan die uitmond in de zee. De mensen die hier omheen woonden noemen dit
volk hindoeïsme. De mensen zelf noemde het ‘’sanatana dharma’’, dit betekent de
eeuwige leer of bestemming. Hindoes hebben geen god, ze geloven in een
ontwikkelingsproces waarin steeds nieuwe elementen bij komen. Hun zeggen: alle
rivieren lopen naar dezelfde zee, dit is volgens hen ook zo met geloven. Het hindoeïsme kun je in twee verschillende lagen onderscheiden. Namelijk de oer
oude natuurreligie van de bewoners van India en de religie van de Ariërs,
volksstammen die na 2000 voor gjt langzamerhand heel India zijn gaan beheersen.
De eerste groep, de oude bewoners, verzonnen voor iedere natuurkracht een god.
De tweede groep heeft gezorgd voor doordenking en systematisering. 1.2 Dharma – bestemming – kosmische orde – kaste
Wanneer jij je in overgave kunt verenigen door het vervolmaken van jezelf kom je in
de goddelijke wereld terecht. Hier is een orde die alles in evenwicht houdt, hierbij
hoort ook het kastenstelsel. Je wordt geboren in een groep mensen, dit is een kaste.
De kleur van die kaste wordt Varna genoemd. Er zijn vier soorten kasten:
- Brahmanen (de hogere beroepen zoals priesters)
- Kstriya’s ( dit zijn de prinsen en koningen)
- Vaisya’s ( dit zijn de geschoolde arbeiders)
- Sjoedra’s of dasa’s (slaven en ongeschoolde mensen)
In deze kasten zijn ook nog allemaal subgroepen te beschrijven, deze noemen we
jati’s, deze kun je vergelijken met de beroepsgroepen die er zijn. Dan zijn er nog de
onaanraakbaren (dalitis). Door middel van wedergeboorte kun je in een andere kaste
terecht komen, wil je de uiteindelijke verlossing bereiken. Ook in die kaste zul je het
zaelfde beroep uitoefenen als je ouders. Je kunt de orde in de kaste niet verstoren.
In de orde gaat het niet alleen om de orde in de natuur, maar ook de samenleving in
de leefregels en reinheidsvoorschriften. Ook geduld en tevredenheid,
gelijkmoedigheid, vergevingsgezindheid, matigheid, het respecteren van andermans
bezit, een rein leven naar lichaam en geest, de beheersing van de zinnen, het
ontwikkelen van wijsheid, het verwerven van kennis en liefde voor de waarheid.
1.3. de bronnen: de veda’s en de grote verhalen
1.3.1. veda’s
De veda’s is een verzameling van alle spreuken, gebeden en lofliederen, deze zijn
eeuwenlang doorgegeven en tussen 1500 en 1800 opgeschreven. De veda’s zijn in
Sanskriet opgeschreven. Niet iedereen kan dit lezen, alleen de priesters enz. de
hoogste stand kan deze spreuken enz. uitspreken. Wanneer er vedisch genoemd
wordt, dan gaat het meer over de spreuken en verhalen in modern hindoeïstisch
uitgelegd. 1.3.2. oepanisjaden
Dit betekent letterlijk ‘’zij die aan de voet van leermeester’’. Zij zoeken het laatste
woord in het bestaan van de wereld en goden. In ruil daarvoor komt een
pessimistisch wereldbeeld, hierin ontstaat het idee van Brahman (wat al bestaat) en
atman (essentie van eigen bestaan). Deze mannen worden aangeduid met de
woorden: ‘’yay ywam asi’’ (dat zijt gij). Deze identiteit wordt monisme genoemd. 1.3.3. de grote verhalen
De verhalen die vertelt worden binnen dit geloof, vormen een inspiratiebron van
inspiratie voor het leven van alledag. 1.3.3.1. mahabharata
Dit verhaal gaat over een blinde koning die de troon moet overdragen aan zijn zoon,
maar hij geeft de troon weg aan de zoon van zijn broer omdat hij ouder is en er dus
eerder recht op had. De zoon van de koning verjaagd heb maar hij komt terug. Na
een spel dobbelen vergokt hij alles, door een twaalf jaar durende ballingschap. Na
deze twaalf jaar komt de oudste zoon van de broer terug en overwint waardoor hij
uiteindelijk nog vijftien jaar koning is geweest. 1.3.3.2. Bhagavadgita ( het hart van het hindoeïsme)
Dit verhaal speelt zich af in het bovenstaande verhaal. Arjuna was een van de zonen
van de koning en wilde niet meevechten in de strijd omdat dat zijn familieleden om
zouden komen. In dit geschrek ontvouwt Krisjna de drie klassieke verlossingswegen:
karmayoga, bhaktiyoga en jnanayoga. Deze strijd wordt gezien als een spirituele
strijd tussen het goede en het kwade. 1.3.3.3. Ramayana
Rama was de koningszoon van de god Visjnoe, hij zou de troon opvolgen maar een
belofte van deze koning zorgde ervoor dat de zoon van Sita de koning werd, deze
zoon hete Bharata. Rama wordt verbannen, 14 jaar lang. Na de 14 jaar wordt hij toch
koning. In deze tussentijd werd de vrouw, Sita, in verschillende verhalen naar voren
gehaald waarin ze verleid werd. Het moraal van het verhaal verteld de hindoeïsten
dat je trouw moet blijven en bereid moet zijn om alles te offeren als dat kan. 1.3.3.4. verhalen over Krisjna
Hij was de zoon van de prins Vasudeva, hij werd met de dood bedreigd, daarom is hij
opgevoed door een koeherder. Hij maakt in deze tijd allemaal verhalen mee waarin
steeds het kwade overwint.
1.4 wegen naar verlossing – karma en reïncarmatie 1.4.1. Karma en reïncarnatie
Het Hindoeïsme gaat er vanuit dat er naast onze materiële wereld nog een
bovennatuurlijke werkelijkheid (een godheid) is wat als abstract gezien wordt, dit
noemen ze Brahman. Dit staat voor het eeuwig goodelijke, het onstoffelijke, het
onveranderlijke, de onwankelbare orde van rust en harmonie. Uit Brahman komt alles
voort en daarin verdwijnt alles ook weer, het is dus geen god of schepper. Hoe alles
is ontstaan daar houden de Hindoeïsten zich niet mee bezig. Hun zeggen we leven
in eindeloze tijdperken van opgang, ondergang en wederkeer. In ieder mens huist een atman, dit is een goddelijke essentie. Dit vatten wij op als
reïncarnatie. Dit geldt ook voor dieren als mensen. Wanneer je wedergeboren wordt
kom je terug als iemand anders op aarde. Dit is de cirkel van het leven en dood
volgens hen. In deze tussentijd dat je niet op aarde bent verblijf je in de hemel of
onderwereld verblijven, maar je gaat terug. Karma vertelt hoe je wedergeboren
wordt. Karma betekent handeling. Na je dood wordt de balans opgemaakt tussen wat
je doet en nalaat, deze verhouding vertelt je volgende bestaan op aarde. Door goed
te handelen kun je in een steeds beter leven wedergeboren worden. 1.4.2. Moksja
Moksja gaat over de ware verlossing van de kringloop tussen leven en dood steeds.
Wanneer je zonder Karma kunt leven, goede en slechte karma, kun je de gevangenis
van je lichaam ontsnappen, dit proces heet Moksja 1.4.3. verlossingswegen
Deze drie wegen zijn ook al benoemd in het verhaal 1.3.3.2. daar wordt gesproken
over yoga, wat voor oefening in inspanning staat. Ook wordt de naam Marga’s
genoemd, want marga betekent weg. Er zijn dus drie wegen:
1. Karma- Marga
Je houd je volledig aan de Dharma. Je doet wat je volgens je kaste moet
doen, eert de goden en leeft zonder enig eigenbelang of gehechtheid. Alleen
hierdoor kun je aan de karma ontsnappen en zo je lichaam uitkomen en
verlost worden.
2. Bhakti-marga
Hierbij richt je je op de godheid van je keuze, er zijn natuurlijk verschillende
goden te benoemen. Hierdoor kun je je ziel verenigen met de god, hierbij gaat
het echt om liefde zonder doel. Krisjna zei ook: laat uw denken in mij, offer mij
en dan zul je tot mij komen.
3. Jnana-marga
Door studie en meditatie kom je tot een dieper verstaan van de eenheid van
Brahman en Atman. Hierdoor wordt je niet meer wedergeboren maar zal je
oplossen tot een drukken in de oceaan van Brahman. Niet ieder volk gelooft
hierin.
1.5 de godenwereld
Binnen het hindoeïsme is er sprake van polytheïsme, dit betekent dat ze geloven in
meerdere goden. Binnen dit geloof zijn er voor alle dingen verschillende goden, door
afbeeldingen worden deze goden zichtbaar gemaakt, de mensen voelen hierdoor
nabijheid met zijn of haar god. Door eten en drinken voor de afbeelding te zetten
worden de goden geëerd, dit is een offer (puja). De mensen eten het na het eren zelf
op.
Goden naam
Functie van die god
Indra, Roedra,
Komen alleen in zang en rituelen voor. Er zijn andere grotere goden
Agni en Varuna
gekomen.
Visjnoe
Red de mensheid van gevaar, is de meest geliefde god, een vriendelijke
en welwillende grootheid, er zijn 10 avatara’s van deze god waarvan de
bekendste Krisjna en Rama zijn.
Laksjmi
De eerste vrouw van Visjnoe, godin van voorspoed en geluk
Sjiva
Onberekenbare god die de kringloop van het universum symboliseerd,
wordt afgebeeld met vier armen en een been opgeheven en de ander op
een demon. Deze god staat voor de waarheid
Durga
De echtgenote van Sjiva, wordt ook wel devi, parvati of kali genoemd.
Deze god gaat over vruchtbaarheid en welvaart
Brahma
De schepper-god. Wordt afgebeeld met vier hoofden, die de vier
windstreken voorstellen. Wordt ook als de god van wijsheid gezien.
Saravati
Wordt als de vrouw of dochter van Brahma gezien. Godin van de
creativiteit, kunst en wetenschap.
Ganesha
Een dik mens met een olifantenkop, zo wordt ze afgebeeld. Wordt gezien
als de god van wijsheid vooral bij opruimen en obstakels in je leven.
Hanuman
De apenkoning, staat voor trouw en eerlijkheid.
Trimoerti
Deze god wordt gezien als drie goden samen, de goden visjnoe is daarin
de beschermer, sjiva vernietigd alles terug naar de oorsprong en brahma is
de schepper. Soms worden hun vrouwen Laksjmi, Durga en Saravati ook
als een drieheid gezien.
Istadevata
De bijzondere relatie die je kunt hebben met een god en die je vereerd. Je
kunt er ook meerdere vereren, ze sluiten elkaar niet uit.
De heilige koe
Staat voor vruchtbaarheid en overvloed. De koe wordt gezien als de
incarnatie van een godin, daarom mag je haar vlees niet eten.
1.6 ethiek
Dit is in India veel minder uitgewerkt omdat de verlossing daar als veel belangrijker
wordt gezien. De ethiek wordt verbonden met de kosmische wet van Karma: het
goede werkt het goede uit, het kwade werkt het kwade eruit. Ook de verhalen
vertellen de mensen hoe ze moeten leven in wijsheid en rechtvaardigheid. De
leefregels per kaste verschillen waardoor hierin de leefregels ook anders zijn. Zo kan
het zijn dat je kaste staan voor rechtvaardigheid, liefdadigheid, dienstbaar zijn of het
laagste werk doen wat er is. De sociale orde is verbonden aan de dharma van de
samenleving. Daarom is Arjuna het grote voorbeeld van iemand die moet doen wat
hij doen moet, ongeacht banden van familie en vriendschap.
1.7 de religieuze praktijk
Thuis kun je je god eren door middel van bidden of door lofzangen. In een
tempel/mandir worden offerdiensten gehouden door een priester. De pandit is een
centraal figuur bij iedere ceremonie. Hij vertelt heilige spreuken en rituelen. Een
offerdienst heet een puja. Reinheid is hierbij belangrijk, zonder reinheid verliest de
puja de betekenis. 1.7.1. overgangsrituelen
De rituelen die er zijn, zijn om op belangrijke momenten een god te vereren, maar
ook om je te reinigen en zuiveren. Hindoes kennen veel sanskara’s/ sacramenten die
je in je leven ontvangt. Deze zorgen voor de weg naar volwassenheid en uiteindelijke
verlossing. 1. Zwangerschap/ garbhadaan
Op de vierde dag na het huwelijk gebeurt dit, daarna zijn er nog verschillende
ceremonies
2. Geboorte/ jaatkaram
Als een kind geboren wordt schenkt de vader honing en roomboter in het
mondje en fluistert enkele mantra’s in het oor
3. Naamgeving/ naamkaram
Op de twaalfde dag krijgt het kind zijn officiële naam, deze staat verbonden
aan de indische horoscoop
4. Kaalscheren/ muran
Het kind wordt op zijn eerste levensjaar kaalgeschoren en oorlellen worden
doorgeprikt.
5. Inwijding tot leerling/ upnayan
Wanneer jongens twaalf jaar zijn mogen ze de heilige boeken gaan
bestuderen. Hij krijgt een heilige ketting wat staat voor symbool van zijn
tweede geboorte, dit geldt alleen voor de drie hoogste kasten. De ketting houd
je voor de rest van je leven om
6. Huwelijk/ wiwaah
Dit kent verschillende momenten zoals de verloving, ondertrouw,
vrijgezellenavond, de huwelijksplechtigheid en intocht in het nieuwe huis.
7. Dood
Voor het sterven, als dit kan, krijg je mantra’s ingesproken. Na overleiden
wordt het lichaam gewassen, mannen kaalgeschoren, lichaam in katoen
gewikkeld en gecremeerd. As wordt in de ganges (rivier) uitgestrooid.
1.7.2. hoe word je Hindoe
Wanneer je hindoe wilt worden op latere leeftijd, onderga je het zelfde ritueel als
hierboven, maar dan een aangepaste versie ervan. Meestal voegen mensen zich in
een van de veelsoortige hindoetradities door het volgen van een goeroe. Deze
goeroe heeft ook weer zijn eigen rituelen voor toetreding binnen het geloof. 1.7.3. reinheid en gezondheid
Reinheid is van groot belang in het hindoeïsme, ook in relatie tussen de kasten, zo
kun je niet bij iemand eten uit een andere kaste, dat is onrein. Als je verbondenheid
zoekt met een god, dan moet je ook schoon zijn. Rituele reinheid betekent niet
hygiëne. Tijdens een offerplechtigheid wordt ook alleen maar vegetarisch gegeten.
Dit doen deze mensen vanwege het respect voor dieren en omdat onrein wordt van
bloed, vlees en leer. Ook wordt je onrein van contact met mensen die zich met
onreine zaken bezighouden, dit is het werk van de onaanraakbare. De traditionele geneeskunde heet ayurveda, dit is de wetenschap van een gezond
leven, hierbij moet je de juiste balans vinden tussen de drie lichaamssappen gal,
wind en slijm. Door beweging, fruit, yoga oefeningen en offerrituelen kun je je
gezondheid herstellen. Ook edelstenen en kruiden kunnen hier je hierbij helpen. 1.7.4. levensstadia
Er zijn vier asrama’s, ook wel levensstadia genoemd
1. Het eerste stadium is van de leerling/ brahmacarya
2. Het tweede stadium is het huwelijk en gezinsleven/ grihastha
3. Terugtrekking uit het maatschappelijk leven/ vanaprastha
4. Moment van terugtrekking uit je leven/ sannyasin
1.8 kalender en jaarfeesten
De feesten in het Hindoeïsme zijn anders. Zo wordt er rond 21 maart, het lentepunt,
een nieuwjaarsfeest gevierd. Feestdagen zelf worden bepaald door maanmaanden
en de maanstand. Verder zijn er de volgende feesten 1.8.1. Holi
Holi is het feest dat gevierd wordt bij het begin van de lente. Ze verwelkomen het
nieuwe jaar en sluiten het oude jaar feestelijk af. Vooraf wordt hout van de
ricinusplant verzameld. Dit heeft de planten van holika. Op de vooravond wordt dit
verbrand en eventueel eten in gepopt. Op de nieuwe dag begint het feest pas echt.
Mensen besmeren elkaar dan met as, aarde en water. Verder in het feest wordt er
ook met kleur en reukstoffen of confetti gegooid en veel gezongen. De stapel staat
symbool voor Holika die een onbrandbaar kleed had en voorstelde om op een
brandstapel te zitten dat wordt ontstoken, helaas verbrande Holika tot as. Het wordt
nu door een brandstapel gedaan om te vieren dat het kwade en de winter overleefd
is. 1.8.2. divali of dipavali
Dit wordt gevierd eind oktober begin november tijdens nieuwe maan. Hiermee wordt
de overwinning van het licht op de duisternis gevierd, het goede wint van het kwade.
Eerst was divali het oogstfeest, daarom is dit feest gewijd aan de god Laksjmi. Overal
in huis worden er dan diya/djali lampjes neergezet. 1.8.3. dussehra
Dit feest wordt in september gevierd. De overwinning van prins Rama uit stukje
1.3.3.3. gevierd. Dit doen ze door een grote pop te verbranden. Hierdoor wordt ook
weer gesymboliseerd dat het goede van het kwade overwint. 1.9 religieuze leiders
Pandit is er een, hij leidt de offerrituelen thuis of in de tempel. Goeroe is de
leermeester voor zijn volgelingen. Sadhu heeft in grote mate ook heiligheid bereikt.
Hij wordt gezien als een manifestatie van het goddelijke en wordt daarom vereerd.
1.10 hindoes in Nederland
In Nederland zijn vooral de hindoes van Surinaamse afkomst een rol. Ook zijn er
aanhangers van drie verschillende bewegingen in Nederland. Door een contract van
Engeland zijn er begin 20ste eeuw veel mensen uit India naar Suriname verplaatst,
daardoor is het geloof daar gekomen. Zij waren arbeiders op plantages, deze
mensen noemen we hindoestanen, dit komt omdat niet alle hindoestanen geloven in
het Hindoeïsme. Veel mensen uit Suriname zijn later naar Nederland gekomen. 1.11 geschiedenis en hervormers 1.11.1. geschiedenis
Zoals aangegeven in 1.3 bestonden eerst de veda’s en de oepanisjaden. Na het
ontstaan van de grote verhalen onstaan twee tradities. De ene gaat uit van de
filosofie van de Vedaanta de ander van de filosofie van de yoga. Rond 800 komen er
meer bhakti-tradities op, de overgave van de godheid. Vanaf 1800 begint de periode
van de neo-hindoeïsme. De volkstradities veranderen hierin niet, wel is er een
officiele afschaffinf van het kastenstelsel en de weduweverbranding. 1.11.2. enkele hervormers
- Ram Mohan Roy stichte de hervormingsbeweging Brahma-Samaj. Hierbij
wordt het europese gedachtengoed verbonden aan oude Indische idealen.
- Ramakrishna was een grote filosoof en mysticus die een synthese van alle
religies voorstond.
- Dayananda Sarasvati richtte de Arya Samaj op, zij wilde het Hindoeïsme terug
hervormen naar de oorspronkelijke betekenis.
- Mahatma gandhi had een geweldloze beweging in Zuid-Afrika die later voor de
onafhankelijkheid van India zorgde.
- Sarvepalli Radhakrishnan streef naar een spirituele dialoog tussen het
Hindoeïsme en westerse godsdiensten, hij pleitte voor verzoening van het
land
1.12. sikhs
Sikh betekent leerling. De sikh-religie is ontstaan onder invloed van de komst van de
islam in india. Hindoeguru Nanak zag een theologische uitweg tussen het
Hindoeïsme en de islam, in beide geloven zag hij een kern van waarheid. Daarom
maakte hij een combinatie tussen beide geloven en onderdelen daarvan. Hij
negeerde besnijdenis en daarom werd hij fel bestreden door islamitische heerssers.
Door alle vervolgingen zijn ze steeds strijdbaarder geworden. Het sikhisme is
ontwikkeld door de tien goeroes, dit is vastgelegd in het heilige boek: goeroe granth
Sahib. Sikh-mannen kun je herkennen aan hun tulband en lange haren die ze niet
mogen knippen.
Document Outline
Samenvatting - de vijf religies van de wereld
Hindoeïsme
1.1 naam en oorsprong
1.2 Dharma – bestemming – kosmische orde – kaste
1.3. de bronnen: de veda’s en de grote verhalen
1.3.1. veda’s
1.3.2. oepanisjaden
1.3.3. de grote verhalen
1.3.3.1. mahabharata
1.3.3.2. Bhagavadgita ( het hart van het hindoeïsme)
1.3.3.3. Ramayana
1.3.3.4. verhalen over Krisjna
1.4 wegen naar verlossing – karma en reïncarmatie
1.4.1. Karma en reïncarnatie
1.4.2. Moksja
1.4.3. verlossingswegen
1.5 de godenwereld
1.6 ethiek
1.7 de religieuze praktijk
1.7.1. overgangsrituelen
1.7.2. hoe word je Hindoe
1.7.3. reinheid en gezondheid
1.7.4. levensstadia
1.8 kalender en jaarfeesten
1.8.1. Holi
1.8.2. divali of dipavali
1.8.3. dussehra
1.9 religieuze leiders
1.10 hindoes in Nederland
1.11 geschiedenis en hervormers
1.11.1. geschiedenis
1.11.2. enkele hervormers
1.12. sikhs
Boeddhisme
2.1. Naam en oorsprong
2.2. het leven van de Boeddha
2.3 de kern van de leer
2.3.1. de vier edele waarheden
2.3.2. het achtvoudige pad
2.3.3. meditatie
2.3.4. kosmologie en dharma
2.3.5. reïncarnatie
2.4 leefregels – ethiek
2.4.1. de vijf voorschriften
2.4.2. de vier nobele deugden
2.4.3. meditatief leven
2.5. bronnen
2.5.1. Soetra’s
2.5.2. jataka’s (geboorteverhalen)
2.6. stromingen in het Boeddhisme
2.6.1. theravada ( de weg van de ouden)
2.6.2. Mahayana (het grote voertuig)
2.6.3. vajrayana ( diamanten voertuig)
2.6.4. volksboeddhisme
2.7. hoe word je boeddhist
2.7.1. de toevlucht tot de drie juwelen
2.7.2. kloosters
2.8 rituelen en feestdagen
2.8.1. het ritueel van de toevlucht
2.8.2. de wijding tot monnik of non
2.8.3. de dood
2.8.4. verering stupa
2.8.5. wesak / vesakha
2.8.6. het nieuwe jaar
2.9. de ontwikkeling van het Boeddhisme
Jodendom
3.1 Naam en oorsprong
3.2 de bronnen: Tenach en Talmoed
3.3 de grondslagen van de joodse traditie
3.3.1. de ene god
3.3.2. het uitverkoren volk
3.3.3. heiliging door omgang met de geboden
3.3.4. geen beelden
3.3.5. geloofsleer
3.3.6. voorzichtig met de naam van god
3.3.7. mensbeeld – zonde en genade
3.3.8. opstandig
3.3.9. Messias verwachting en het koninkrijk van god
3.4 de geschiedenis van het joodse volk
3.4.1. van Abraham tot de val van de tempel
3.4.2. van 70 tot heden
3.5. leefregels – de geboden of voorschriften (mitswot)
3.5.1. algemene regels – de ethiek
3.5.2. dagelijkse leefregels
3.5.2.1. spijswetten (kasjroet)
3.5.2.2. symbolen
3.6. feestdagen
3.6.1. vooraf: de kalender
3.6.2. sabbat en synagoge
3.6.3. joods nieuwjaar – Rosj Ha-Shana
3.6.4. grote verzoeningsdag – Jom Kippoer
3.6.5. loofhuttenfeest – Soekoth
3.6.6. vreugde der wet – Simchat Tora
3.6.7. inwijdingsfeest – Chanoeka
3.6.8. lotenfeest – poerim
3.6.9. Paasfeest – pesach
3.6.10. wekenfeest – Sjawoe’ot
3.6.11. Jom Ha-Shoa
3.7 overgangsrituelen
3.7.1. Beriet Mila – het verbond van de besnijdenis
3.7.2. Bar-mitswa – zoon der wet
3.7.3. choepa – huwelijk
3.7.4. rondom de dood
3.8. mystiek
3.8.1. merkawa
3.8.2. kabbala
3.8.3. chassidisme
3.9 stromingen in het jodendom
3.9.1. orthedoxe joden – chassidisme
3.9.2. orthodoxe joden – algemeen
3.9.3. liberale joden
3.9.4. niet- religieuze joden
Christendom
4.1. naam en oorsprong
4.2 het leven van jezus
4.3 de bronnen
4.3.1. de bijbel – het oude testament (OT)
4.3.2. de bijbel – het nieuwe testament (NT)
4.3.3. de traditie
4.3.4. de heilige geest
4.4 kernpunten uit de leer van de kerk(en)
4.4.1. god, jezus, de heilige geest en de leer van de drie-eenheid
4.4.2. verzoening en verlossing
4.4.3. de opstanding – hemel en hel
4.4.4. schepping en voleinding
4.4.5. liefde, barmhartigheid en genade
4.4.6. ziekte en genezing
4.4.7. de ambachtelijke structuur – religieuze leiders
4.5 ethiek en diaconaat
4.6 mystiek en gebed
4.6.1. zijnsmystiek
4.6.2. liefdesmystiek
4.7 rituelen en sacramenten
4.7.1. eucharistie – avondmaal
4.7.2. doop of doopsel
4.7.3. vormsel – belijdenis
4.7.4. huwelijk
4.7.5. ambtwijding
4.7.6. ziekenzalving
4.7.7. biecht
4.8 feestdagen
4.8.1. zondag- de kerkdienst
4.8.2. advent
4.8.3. kerstfeest
4.8.4. epifanie – driekoningen
4.8.5. vastentijd – lijdenstijd
4.8.6. de goede of stille week
4.8.7. pasen
4.8.8. hemelvaart
4.8.9. pinksteren
4.8.10. Mariafeesten en heiligendagen
4.9 enkele hoofdlijnen uit de geschiedenis van de kerk
4.9.1. de oude kerk 70-1054
4.9.2. middeleeuwen
4.9.3. reformatie en contrareformatie
4.9.4. verlichting, 1789- heden
4.9.5. kerken in Nederland
4.9.6. kloosters en communiteiten
4.10 afwijkende richtingen
Islam
5.1 Naam en oorsprong
5.2 mohammed en zijn opvolging
5.2.1. mohammed: 570-632
5.2.2. de opvolging van Mohammed
5.2.3. verspreiding van de islam
5.3 de bronnen: Koran en Hadith
5.3.1. Qur’an (Koran)
5.3.2. Hadith
5.4 de grondslagen van de islam: de vijf zuilen
5.4.1. geloofsbelijdenis – shahada
5.4.2. het rituele gebed – salat
5.4.3. armenzorg – zakat
5.4.4. vasten – saum
5.4.5. de bedevaart – hadj
5.5 Sjari’a- het rechtsysteem
5.5.1. categorieën
5.5.2. Jihad
5.5.3. wanneer ben je moslim?
5.5.4. religieuze leiders
5.6 theologie
5.7 mystiek
5.8 overgangsrituelen
5.8.1. geboorte
5.8.2. besnijdenis
5.8.3. huwelijk
5.8.4 dood en hiernamaals
5.9 feesten en kalender
5.9.1. I(e)d ul-fitr – suikerfeest
5.9.2. I(e)d ul-Adha (offerfeest)
5.9.3. mauloed an- Nabi – de geboortedag van Mohammed
5.10 moslims in Nederland
5.11 afwijkende richtingen: soefi, ahmadiya en baha’i
6 – humanisme
6.1 denkbeelden
6.1.1 humanisme en geloof in god(en)
6.1.2. uitgangspunten
6.1.3. kerk en staat
6.1.4 religie en moraal
6.2. geschiedenis
6.2.1. Griekse oudheid
6.2.2. renaissance (15 en 16de eeuw)
6.2.3. verlichting (17e en 18e eeuw)
6.3.4 de 19de eeuw
6.3.5 de twintigste eeuw