Biologie periode 3.
Je lichaam zorgt ervoor dat bepaalde zaken op orde blijven, zoals zuurstofconcentratie,
lichaamstemperatuur en andere waardes. Deze normale waarde waar ze vaak op zitten noem je de
normwaarde. Je lichaamstemperatuur schommelt bijvoorbeeld rondom de 37 graden. Hier is sprake
van een dynamisch evenwicht en dit wordt in stand gehouden door een regelkring.
Het in standhouden van alle processen binnenin het lichaam (inwendig milieu) noem je homeostase.
Wanneer een toename van resultaten binnenin zon regelkring een remming van processen
veroorzaakt, noem je dat negatieve terugkoppeling. Wanneer dit resultaat weer afneemt, is er weer
stimulering van het proces.
Wanneer een toename van resultaten binnenin zon regelkring het proces versterkt, noem je dat
positieve terugkoppeling. Bijvoorbeeld wanneer een hormoon afneemt, zorgt een ander hormoon
ervoor dat het nog steeds hetzelfde resultaat blijft. Het uitwendige milieu staat ook wel voor de omgeving buiten het lichaam, denk dan aan huid maar
ook de bekleding van de darmen of longen.
Het inwendige milieu zijn echt de weefsels en de bloedvaten, die je niet direct kan aanraken.
Homeostase zorgt er eigenlijk voor dat het inwendige milieu gelijk blijft, deze processen schommelen
telkens rond de normwaarde.
Homeostase= zelfregulatie van organismen. Paragraaf 2
Voor homeostase is communicatie tussen cellen nodig, dit gebeurt via signaalmoleculen
(signaalstoffen).
De signaalmoleculen die de cellen van hormoonklieren afgeven, zijn hormonen. Deze hormonen
worden afgegeven aan het bloed dat door de hormoonklieren stroomt. Je noemt deze klieren
endocriene klieren.
De afgifte van hormonen door de hormoonklier heet secretie, klieren met een afvoerbuis noem je
exocriene klieren. Dit afvoeren van bijvoorbeeld zweet noem je excretie of uitscheiding. Hormonen zin alleen werkzaam in organen die receptoren bezitten, waaraan het hormoon kan
binden: doelwitorganen. Deze binding kan zorgen voor een reactie of voor het stoppen van een
reactie.
De maat van de reactie van een doelwitorgaan wordt bepaald door een hormoonconcentratie
(hormoonspiegel) in het bloed. Een hormoon regelt dus eigenlijk de processen. Doordat hormonen
lang in het bloed blijven, kunnen ze lang werken.
Werking van hormonen:
Wanneer een hormoon in het cytoplasma komt, bindt hij aan een receptoreiwit, hierdoor ontstaat
een hormoon-receptorcomplex. Dit komt via de kernporiën in het kernplasma en dit kan DNA
aanzetten of uitzetten.
Andere hormonen binden aan het celmembraan van de cellen. Aan de binnenkant van het
celmembraan wordt dan een signaalmolecuul gevormd: second messenger. Dit second messenger
geeft een signaal in de cel door, zo kan het bijv. enzymen aanzetten.
Door zon signaal van molecuul naar molecuul door te geven, wordt het in meerdere cellen
doorgegeven. Hierdoor kan ene klein signaal van buiten, ene grote werking binnenin hebben.
Wanneer zon signaal via meerdere schakels in de cel wordt doorgegeven, noem je dat
signaalcascade oftewel casade.
Een hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren. In het plaatje
hieronder zie je verschillende hormoonstelsel. Ook worden hier de bepaalde
hormoonklieren uitgelegd:
- De hypofyse: dit is gelegen in de hersenen en het ligt net onder de
hypothalamus.
De hypofyse bestaat uit de hypofysevoorkwab en de
hypofyseachterkwab. Hij produceert verschillende hormonen zoals:
TSH, FSH en LH. Via de hypothalamus en de hypofyse, zijn het
zenuwstelsel en het hormoonstelsel met elkaar verbonden.
Sommige neuronen (zenuwcellen), produceren in de hypothalamus
hormonen. Wanneer er hormonen worden gevormd in de neuronen,
noem je dat neurosecretie, de gevormde hormonen noem je
neurohormonen. Deze worden via vertakkingen (uitlopers) naar de
achterkwab gevoerd en zo naar het bloed. Wanneer er neurohormonen worden geproduceerd, ontstaan er twee soorten. Inhibiting
hormonen (IH), deze zorgen ervoor dat de endocriene cellen geen nieuwe hormonen kunnen
maken.
Releasing hormonen (RH), stimuleren juist de endocriene cellen om hormonen aan te maken
in de voorkwab.
Deze twee soorten hormonen worden via de haarvaten in de voorkwab afgegeven aan het
bloed, daar stimuleren ze de afgifte en productie van hypofysehormonen. TSH beïnvloed de schildklier
Regulatie en afgifte van hormonen door de hypofyse
Soorten hypofysehormonen:
o Andrenocorticotroop hormoon (ACTH), dit wordt aangemaakt bij stress
o Groeihormoon (GH), dit regelt de groei en ontwikkeling. In de puberteit= beenderen,
als dit te veel wordt aangemaakt kan er reuzengroei ontstaan, te weinig=
dwerggroei.
Sommige hormonen spelen een belangrijke rol bij voortplanting:
o Prolactine: de vergroting van de melkklieren en ook de aanmaak van melk
o Oxytocine: stimuleert de weeën van een vrouw. Het is ook een hechtingshormoon
dat zorgt voor een band tussen ouders en kind.
o Antidiuretisch hormoon (ADH), regelt de resorptie van water in de nieren bij de
vorming van urine. Hierdoor wordt de hoeveelheid water geregeld.
- De schildklier, deze ligt in het strottenhoofd en hij produceert o.a. thyroxine
(schildklierhormoon). Dit hormoon beïnvloed de stofwisseling, vooral verbranding van
glucose. Ook werkt het als groeihormoon.