WWW.ZOWERKTHETLICHAAM.NL
Voortplantingsstelsels en
voortplanting
Mannelijk en vrouwelijk
voortplantingsstelsel en voortplanting
www.zowerkthetlichaam.nl
16-02-2015
Voortplantingsstelsels en voortplanting
COPYRIGHT: De door www.zowerkthetlichaam.nl gepubliceerde inhoud en werken zijn auteursrechtelijk
beschermd. Elk geoorloofd gebruik behoeft voorafgaande schriftelijke toestemming van
www.zowerkthetlichaam.nl. Dit geldt voor vermenigvuldiging, bewerking, vertaling, opslag, verwerking of
weergave van de inhoud in databases of andere elektronische media en systemen. Ongeoorloofde
vermenigvuldiging of weergave van afzonderlijke delen van de inhoud of complete pagina's is niet toegestaan
en strafbaar. Slechts vervaardiging van kopieën en voor persoonlijk, privé, niet-commercieel gebruik van
inhoud is toegestaan.
Inhoud
H1
Voortplantingsstelsel; overzicht voortplantingsstelsels.......................................................... 4
H2
Voortplantingsstelsel; de menstruatiecyclus (vorming eicel) ................................................. 6
H3
Voortplantingsstelsel; spermatogenese en ejaculatie ............................................................ 8
H4
Voortplantingsstelsel; hormonen en voortplanting .............................................................. 10
H5
Voortplanting; de conceptie (bevruchting) ........................................................................... 13
H6
Voortplanting; eerste trimester van de zwangerschap ......................................................... 14
H7
Voortplanting; embryogenese (ontwikkeling van de baby) .................................................. 17
H8
Voortplanting; ontwikkeling organen eerste trimester zwanger .......................................... 19
H9
Voortplanting; tweede en derde trimester zwanger ............................................................ 21
H10
Voortplanting; de bevalling, geboorte .................................................................................. 24
LITERATUURLIJST .................................................................................................................................. 26
H1 Voortplantingsstelsel; overzicht voortplantingsstelsels
Het voortplantingsstelsel van de mens is niet nodig voor de overleving van het individu. Het
voortplantingsstelsel van de mens is wel nodig voor overleving van de soort. Het
voortplantingsstelsel van de mens bestaat uit uitwendige en inwendige organen. Het doel van het
vrouwelijke voortplantingsstelsel is het produceren van eicellen die bevrucht kunnen worden door
de zaadcellen die door het mannelijke voortplantingsstelsel worden geproduceerd.
1.1
Uitwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de vrouw
Aan de buitenzijde van het vrouwelijk voortplantingsstelsel bevindt zich de vulva. De vulva bestaat
uit de labia majore (grote schaamlippen) en labia minore (kleine schaamlippen). De belangrijkste
functie van de schaamlippen is bescherming van de schaamspleet.
Het punt waar de labia minore bij elkaar komen bevindt zich de clitoris. De clitoris is een erectiel
orgaan met zeer veel receptoren. Wanneer deze receptoren geprikkeld worden, kan tot leiden tot
een orgasme. Vlak onder de clitoris zit de urethra (plasbuis) met vlak daaronder de kliertjes van
Skene (para-urethrale klieren), ook wel de vrouwelijke prostaat genoemd. Via de urethra wordt urine
vanuit de blaas naar buiten geleid. De kliertjes van skene vormen vocht bij opwinding dat de
penetratie van de penis bij gemeenschap vergemakkelijkt.
Onder de kliertjes van Skene bevindt zich de vagina met aan de weerszijden aan de onderzijde van de
vagina de klieren van Bartholin (glandula Bartholini, voorhofklier). Deze klieren lijken op de klieren
van Cowper van de man. De klieren van Bartholin produceren eveneens vocht dat de penetratie van
de penis bij gemeenschap vergemakkelijkt.
1.2
Inwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de vrouw
De inwendige anatomie van het vrouwelijk voortplantingsstelsel van de vrouw bestaat uit de vagina
(schede), de cervix (baarmoederhals) die toegang verleent tot de uterus (baarmoeder). De
baarmoeder is verbonden met de beide tuba uterine (oviductus, eileiders) aan de linker- en
rechterzijde van de uterus. Verbonden met tuba zijn de ovaria (eierstokken).
De vagina is verbonden met de baarmoeder en brengt de penis in bij gemeenschap. Tijdens de
geboorte functioneert de vagina als geboortekanaal. De cervix verbindt de vagina met de
baarmoeder en de belangrijkste functie van de cervix is het produceren van slijm dat naar de vagina
wordt vervoerd. De belangrijkste functie van de uterus is het laten innestelen van de bevruchte eicel
(embryo). Na de innesteling vormt het embryo samen met de baarmoeder de placenta. De
belangrijkste functie van de tuba uterina is het vervoeren van de (bevruchte) eicel naar de uterus. De
eierstokken produceren ongeveer maandelijks een oöcyt (rijpe eicel). Wanneer de oöcyt bevrucht
wordt, produceren de eierstokken hormonen die de groei en celdelingen van de bevruchte oöcyt
stimuleren.
1.3
Uitwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de man
Aan de buitenzijde van het mannelijk voortplantingsstelsel bevindt zich de penis en het scrotum. De
penis bestaat uit drie zwellichamen (twee corpus cavernosa aan de bovenkant en een corpus
spongiosum aan de onderkant). De urethra (urinebuis) loopt door de corpus spongiosum. Aan het
uiteinde van de penis zit de glans penis (eikel) die beschermd wordt door de preputium (voorhuid).
De glans penis bevat zeer veel receptoren die bij sterke prikkeling een orgasme teweeg kunnen
brengen. Bij een orgasme vindt ejaculatie van sperma plaats. Belangrijke functies van de penis zijn
het urineren en de erecte penis is belangrijk bij het inbrengen van sperma (ejacularen) in de vrouw.
Het scrotum is een tussen de penis, benen en anus hangende huidflap die de testes (teelballen)
bevat. Doordat de testes buiten het lichaam hangen, is de temperatuur wat lager van de teelballen
dat de kwaliteit van het sperma ten goede komt. 1.4
Inwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de man
De inwendige anatomie van het voortplantingsstelsel van de man bestaat uit de testes, epidimys
(bijbal), ductus deferens (zaadleiders), klieren van Cowper, vesiculae seminalis (zaadblaas), prostaat
en urethra (urinebuis). De functie van de testes is het produceren van zaadcellen en testosteron. De
zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de epidimys. De epidimys verwijdert slechte zaadcellen en
voedt de zaadcellen.
Via de ductus deferens worden de zaadcellen met een ejaculatie de urethra in geleid. Voordat de
zaadcellen de urethra bereiken, scheiden de klieren van Cowper eerst vocht (voorvocht) uit dat het
zure mileu van de urethra neutraliseert. Achtergebleven urine kan namelijk de zaadcellen doden. De
vesiculae seminalis voegen basisch vloeistof (ongeveer 70% van het volume van het sperma) aan de
zaadcellen toe dat het zure mileu van de vagina neutraliseert. Ook de prostaat voegt vervolgens
basische vloeistof en hulpstoffen (ongeveer 20-30% van het volume van het sperma) toe aan de
zaadcellen. Daarnaast sluit de prostaat ter hoogte van de blaas de urethra af. Zodat er geen urine in
de urethra kan komen en dat er geen sperma in de blaas kan komen. Sperma bestaat wanneer het de
penis verlaat uit, zaadcellen, vocht van de klieren van Cowper, vesiculae seminalis en prostaatvocht.
H2 Voortplantingsstelsel; de menstruatiecyclus (vorming eicel)
Voor de geboorte maken de ovaria (eierstokken) van het embryo al oöcyten (eicellen). Tussen het
begin van de puberteit en de menopauze vindt de verdere rijping plaats van de oöcyten waarbij
uiteindelijk een heleboel oöcyten niet rijpen en afsterven. Ongeveer maandelijks vindt de ovulatie
plaats. Hierin geeft meestal een van de ovaria een secundaire oöcyt af aan de eileiders. De uterus
maakt zich gedurende de menstruatiecyclus klaar voor het innestelen van een bevruchte eicel. Als
er geen innesteling plaatsvindt wordt het baarmoederslijmvlies afgestoten en vindt het
daadwerkelijke menstrueren plaats (ongesteld zijn).
2.1
Oögenese (vorming van eicellen) start voor de geboorte en duurt tot de menopauze
Al voor de geboorte vormen stamcellen in de eierstokken van het embryo door mitotische delingen
oöcyten (eicellen). Bij deze mitotische delingen ontstaan ongeveer twee miljoen primaire oöcyten
(primaire eicellen). Na deze mitotische delingen start de meiose I die echter in de profase blijft.
Tijdens deze meiose I gaat ongeveer 75% van de primaire oöcyten verloren.
Vlak voor de puberteit zijn er van de twee miljoen oöcyten ongeveer een half miljoen oöcyten over.
In de puberteit wordt de meiose I voltooid. Wanneer de meiose I is voltooid, wordt de oöcyt een
secundaire oöcyt genoemd. In de periode tussen de puberteit en de menopauze wordt maandelijks
in de eierstok een secundaire oöcyt gevormd. De oögenese lijkt sterk op de spermatogenese. De
oögenese levert echter een eicel (secundaire oöcyt) vanuit een primaire eicel op, in plaats van bij de
spermatogenese waarin 4 functionele zaadcellen vanuit een primaire zaadcel worden gevormd. Ook
is de oöcyt niet volledig gerijpt wanneer de ovulatie plaatsvindt. Met de ovulatie zit de oöcyt in de
metafase van meiose II. De tweede meiotische deling van de oöcyt is pas na bevruchting met een
zaadcel afgerond.
2.2
De ontwikkeling eicellen vindt plaats in de primordiale follikels
De ontwikkeling van oöcyten vindt plaats in de follikels. Een primaire oöcyt die wordt omringd door
follikelcellen wordt een primordiaal follikel genoemd. De primordiale follikels worden al voor de
puberteit gevormd. Vanaf de puberteit tot de menopauze worden primordiale follikels tot
ontwikkeling aangezet. In de ontwikkeling kan de primordiale follikel tot rijping komen en een
secundaire oöcyt opleveren.
De primordiale follikel ontwikkelt zich eerst tot primaire follikel. Wanneer deze ontwikkeling heeft
plaatsgevonden is de oöcyt omringd door verschillende follikelcellen en een zona pellucida. De zona
pellucida verzorgt het transport van voedingsstoffen naar de oöcyt. Sommige primaire follikels
ontwikkelen zich tot secundaire follikels. Wanneer deze ontwikkeling heeft plaatsgevonden, hebben
de follikelcellen vloeistof gevormd die de secundaire oöcyt omringt. 2.3
De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen
De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen en bestaat uit een folliculaire fase, ovulatie en luteale
fase. Elke fase wordt kort toegelicht. 2.3.1 Folliculaire fase
De folliculaire fase beslaat de eerste 14 dagen van de menstruatiecyclus. FSH (follikel stimulerend
hormoon) dat door de hypofyse wordt gemaakt stimuleert rond de 20 secundaire follikels om te
rijpen. Uiteindelijk ontwikkelt maar 1 van de secundaire follikels zich tot tertiair follikel (Graafs
follikel genoemd). Daarna stijgt de concentratie LH (luteïniserend hormoon). LH wordt ook afgegeven
door de hypofyse en stimuleert de voltooiing van meiose I waarin de primaire oöcyt zich bevindt. Er
ontstaat dan een secundaire oöcyt. Deze oöcyt start vervolgens met meiose II die stopt in de
metafase.