samenvatting thema 3 voortplanting

samenvatting van het thema 3 uit havo 4 (voortplanting). biologie voor jou

Preview samenvatting (1 van de 2 pagina's)

BASISSTOF 1 Puberteit= De periode waarin het lichaam volwassen wordt
 Tijdens de puberteit ontstaan secundaire geslachtskenmerken
 Er treden gedragsveranderingen op
 Loopt gemiddeld van 10 tot 17 jaar

Adolescentie= De periode waarin en mens geestelijk volwassen wordt
 Tijdens de adolescentie wordt je zelfstandig

Natuurlijke selectie= Een proces waarbij organismen ontstaan met aanpassingen aan hun
omgeving
 Eigenschappen die de kans op overleven vergroten, vergroten ook de kans op
voortplanting.
Als cellen informatie uitwisselen, spreken we van celcommunicatie. Territorium= een gebied (nest) dat een dier verdedigd
 De balts= de handelingen die dieren uitvoeren voorafgaande de paring.

BASISSTOF 2 Er kunnen mutaties in het DNA ontstaan.
 Hierdoor ontstaan verschillen tussen de moeder en dochtercel.

Je hebt 2 verschillende soorten voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting: hierbij is één organisme nodig die zich deelt.
Geslachtelijke voortplanting: hierbij is een man en een vrouw nodig.

Het versmelten van 2 kernen van cellen heet bevruchting. Recombinatie= als erfelijke informatie van beide ouders wordt gemengd BASISSTOF 3 Chromosomen komen in paren voor.
 Een mens heeft 23 paar chromosomen per kern
 Diploïd: cellen met een dubbele set chromosomen (2n)
 Haploïd: cellen met een enkelvoudige set chromosomen (n)
 In geslachtcellen komen de chromosomen niet in paren voor.

Meiose= het proces waarbij geslachtscellen ontstaan. Dit bestaat uit 2 opeenvolgende
delingen.
1. Meiose 1  hierbij ontstaan uit een diploïde cel twee haploïde cellen
2. Meiose 2  hierbij worden de chromatiden uiteen getrokken

BASISSTOF 4 De hypofyse produceert 2 hormonen:
1. FSH: stimuleert de vorming van zaadcellen (bij de man)
Stimuleert de rijping van de follikels (bij de vrouw)
2. LH:
stimuleert cellen in de testes om testosteron de produceren (bij de man)
 Testosteron stimuleert de ontwikkeling van zaadcellen.
Stimuleert de opname van vocht door de rijpende follikel, waardoor deze
openbarst en er een eicel vrijkomt. (bij de vrouw).