Economie samenvatting hoofdstuk 3 + 5 vmbo-kader leerjaar 3 pincode

in de document bevat een samenvatting van economie op Vmbo-kader niveau (leerjaar 3)

hoofdstuk 3: De bank en jouw geld (paragrafen 3.1 t/m 3.3)
hoofdstuk 5: werkt dat zo (paragrafen 5.1 t/m 5.3)

hiermee hoop ik dat je een goed cijfer haalt voor dit vak.

Preview samenvatting (1 van de 5 pagina's)

Economie: hoofdstukken 3+5
Hoofdstuk 3: de bank en jouw geld (paragrafen: 1 t/m 3)
PARAGRAAF 3.1: HOE BETAAL JE?
Ruilmiddel:
-directe ruil: je ruilt een product tegen een ander product
-indirecte ruil: je ruilt iets dat door iedereen geaccepteerd wordt(geld)
Geldfunctie:
-ruilmiddel: wanneer je iets koopt
-rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft
-spaarmiddel: als je geld bewaart voor later
Chartaal geld: tastbaar geld, met munten en biljetten
Giraal geld: geld dat op je bankrekening staat
Elektronisch betalen: betalen via online of met je telefoon.
Positief: creditsaldo
Negatief: debetsaldo
PARAGRAAF 3.2: WAT LEVERT SPAREN OP?
Spaarmotieven: (redenen om te sparen
-doel
-voorzorg
-rente
Gewone spaarrekening:(bij de bank)
-je kunt geld opnemen wanneer je wilt
-variabele rente: de bank veranderd jouw rentepercentage
-lagere rente
Spaardeposito:(spaart voor een afgesproken tijd)
-je mag niet zomaar geld opnemen
-vaste rente: het rentepercentage is hetzelfde
-hogere rente
Inflatie: je spaart geld minder waard
Deflatie: spaart geld dat meer waard is
PARAGRAAF 3.3: GELD LENEN KOST GELD
Leenmotieven: redenen om te lenen
-onverwacht geldtekort: moet lenen
-tijdelijke geldtekort: inkomsten waarmee je het leen bedrag kan
aflossen
-gebruiksgoed
-koop van huis
Aflossen: het leenbedrag terugbetalen
Rente: omdat je het geld mocht lenen van de bank
Krediet: lening
Kreditkosten: totale leenkosten
Hypotheek: lening koophuis
Termijn: periode dat je vast bedrag terugbetaalt
Consumptief: lening van bank of leverancier
Persoonlijke lening: looptijd waarin je jouw termijnbedrag terugbetaalt
Doorlopend kredieten kredietlimiet
Hoofdstuk 5: werkt dat zo? (Paragrafen 1 t/ m3)
PARAGRAAF 5.1: AAN DE SLAG!
Arbeidsovereenkomst: staat wat voor werk je doet en jouw
arbeidsvoorwaarden
Arbeidsvoorwaarden: zijn hoeveel uur je werk, wat je loon is en wat je
vakantiedagen zijn
Cao: collectieve arbeidsovereenkomst – arbeidsvoorwaarden zijn al
vastgesteld
Bedrijfstak: een groep gelijksoortige bedrijven
Parttime: minder dan 36 uur per week
Fulltime: 36 tot 40 uur per week
Ongeschoold: zonder opleiding
Geschoold: met beroepsopleiding
Vaste baan: arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Tijdelijke baan: een baan voor bepaald tijd
Flexibele baan: als je nodig bent
Uitzendwerk: als bedrijven jouw huren om te werken, betaalt het
uitzendbureau jouw
Oproepcontract: als je wordt opgeroepen om te werken
Proeftijd: de werknemer/gever mogen het arbeidsovereenkomst
opzeggen zonder reden
Opzegtermijn: tijd tussen het moment wordt gezegd dat iemand ontslag
neemt of krijgt
Op staande voet ontslaan: gaat meteen in
De inspectie: controleert of werkgever/nemers aan de wetten houden
Arbowet: wet voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: regels over werk-rusttijden
Brutto: je werkgever houdt jouw sociale premies en loonbelasting in
Netto: wat overblijft
Minimumloon: loon dat 23 jaar moet verdien aan bruttoloon met een
fulltimebaan