Menstruele cyclus
Menarche: De leeftijd waarop de maandelijks terugkerende bloeding begint. Amenorroe: Wegblijven van de menstruatie. Primair, als het nooit heeft opgetreden na de 16e
levensjaar, en secundair als het met lange tussenpozen uitblijft. Follikel: Blaasje waarin de eicel zich ontwikkelt. Ovarium: Eierstok; het orgaan waar de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar de
vrouwelijke geslachtshormonen gevormd worden. Endometrium: Baarmoederslijmvlies; de bedekkende laag van de binnenzijde van de
baarmoeder. Menstruatie: Wanneer het endometrium, dat is opgebouwd voor een eventuele innesteling
van de bevruchte eicel, wordt afgestoten. Van menstruatie is in principe alleen sprake als er
een ovulatie is geweest. Anovulatoire bloedingen: Onregelmatige bloedingen na de menarche waarbij geen ovulatie
heeft plaatsgevonden. Ovulatoire cyclus: De menstruatie treedt meestal regelmatig op, met een cyclusinterval van
ongeveer 28 dagen. Kortere cycli van 21 dagen en langere van circa 40 dagen komen voor;
deze zijn veelal anovulatoir.
De cyclus van de vrouw wordt gereguleerd door hormonen:
▪ Gonadotropine-‘releasing’ hormoon (GnRH), geproduceerd in de hypothalamus
▪ Follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH), geproduceerd in
de adeno-hypofyse (voorkwab, anterior)
▪ Oestrogeen en progesteron, geproduceerd in het ovarium.
Het ovarium en het endometrium ondergaan onder invloed van deze laatste hormonen
cyclische veranderingen. Oöcyt: Eicel voordat het eerste poollichaampje wordt gevormd, in de beginfase. Oögenese: Ontwikkeling van de eicel. Folliculaire fase: Fase in het ovarium van een vruchtbare vrouw waarin zich follikels in
verschillende stadia van rijping bevinden en waar meestal slechts één follikel (dominante
follikel) uitgroeit tot een Graafse follikel. In het ovarium bevinden zich:
▪ primordiale follikels: oöcyten omgeven door een laag afgeplatte granulosacellen;
▪ primaire follikels: oöcyten omgeven door een meer uitgegroeide kubusvormige laag
granulosacellen;
▪ secundaire follikel: oöcyt omgeven door een transparante membraan, de zona
pellucida, en door enkele lagen granulosacellen. Rondom de granulosacellen hebben
zich uit ovarieel bindweefsel thecacellen ontwikkeld; Functie zona pellucida:
- Vestigt onder normale omstandigheden niet in de tuba uterina
- Voorkomt polyspermie (alleen 1 zaadcel bevrucht de eicel in principe en dan
ontstaat er meteen een beschermingslaag om eicel; no entry!)
- Houdt cellen bij elkaar in klievingsdelingen
- Stimuleert ontwikkeling trofoblast (vormt later het chorion)
- Initieert acrosoomreactie → versmelting van membranen op de kop van de zaadcel,
waardoor enzymen vrijkomen die nodig zijn om de buitenste wand van de eicel door
te dringen.
- Levert bescherming
▪ tertiaire follikel: oöcyt met zona pellucida, granulosacellen en thecacellen. In de
granulosalaag bevinden zich met vocht gevulde holten die zich ontwikkelen tot het
antrum;
▪ Graafse follikel: oöcyt die is omgeven door een grote holte gevuld met
follikelvloeistof, en rijp voor de ovulatie.
Cyclische rekrutering: Proces van rijping van de follikels in de laat luteale fase en de vroeg
folliculaire fase, onder FSH- en LH-stimulatie, waarbij vooral de FSH-spiegels voldoende
hoog moeten zijn. Al voor de menstruatie – zo rond de luteo-folliculaire overgang – treedt
follikelrijping op, waarvan uit deze groep uiteindelijk de dominante follikel ontstaat: De
preovulatoire follikel ofwel Graafse follikel. Bij de selectie en verdere uitgroei van deze ene
follikel speelt juist de weer dalende FSH-spiegel een belangrijke rol. Initiële rekrutering: Proces waarbij onafhankelijk van FSH en LH, de remming op de rijping
wordt opgeheven en één follikel uiteindelijk een dominante follikel wordt. (Na LH en FSH
piek) Proces van follikel rijping, eisprong en menstruatie:
▪ In de hypothalamus wordt gonadotropine-releasing hormoon (GnRH) uitgescheiden.
▪ GnRH zet de hypofyse aan tot produceren van FSH en LH.
▪ FSH en LH stimuleren groei van de follikel.
▪ Productie van oestradiol (oestrogeen) in het ovarium neemt toe.
▪ Maar ook: synthese van inhibine in de follikels → remming afgifte FSH
▪ Dominante follikel en corpus luteum bevatten inhibine A dat piekt in het midden van
de lutuale fase.
▪ Kleinere follikels produceren vooral inhibine B dat zorgt voor remming in kleine
hoeveelheden van FSH in de vroeg tot midden-folliculaire fase.
▪ FSH → groei follikel → productie oestradiol → remming afgifte FSH (negatieve
terugkoppeling) → FSH neemt iets af → maar door oestradiolpiek → ook piek afgifte
FSH, véél LH afscheiding → follikel barst bijna.
▪ Inhibine A-spiegels stijgen.
▪ Ovulatie volgt (na LH en FSH-piek) 10 tot 12 uur ná deze LH-piek.
▪ Geen bevruchting? Waarden van oestrogenen en progesteron dalen en de menstruatie
volgt, want:
▪ Gerupteerde follikel → cellen worden groter, ophoping luteïne (gele vetachtige
substantie → corpus luteum. (LUTEALE FASE)
▪ Produceert progesteron, oestrogenen en inhibine A.
▪ Stijging van deze hormoonspiegels → Remming op FSH en LH uit hypofyse en
GnRH uit hypothalamus. (lichaam gaat uit van bevruchting immers, verdikking
endometrium)
▪ Luteolyse: Degeneratie van corpus luteum (als er geen bevruchting plaats vindt)
▪ Oestrogenen, progesteron en inhibine A dalen → menstruatie.
▪ Albicans: Littekenachtige bindweefselstructuur in het ovarium wat overblijft.
▪ Aan het eind van de cyclus → stijging FSH spiegel door daling van inhibine A,
progesteron en oestrogeen (want: negatieve terugkoppeling op de GnRH
‘pulsegenerator’ neemt af, waardoor de GnRH pulsen in de hypothalamus weer
toenemen dus → stijging FSH = rekruteren nieuwe follikels!
▪ Vindt wel bevruchting plaats? Corpus luteum (gele lichaam) blijft 3 maanden in stand
door productie HCG door trofoblastcellen. Het corpus luteum produceert dan onder
meer het voor de vitaliteit van de trofoblastcellen zo belangrijke progesteron.