©Dit verslag is samengesteld door CharlyPascal. De teksten komen van Wikipedia en Scholieren.com
De Tweeling; Tessa de Loo; 1993
1. Samenvatting
In de herfst van 1990 verblijft de 74-jarige Lotte Goudriaan enige weken in het Thermaal Instituut
in Spa in de Belgische Ardennen. Zij lijdt aan artrose en de kuur die zij volgt, is bedoeld om haar
pijn te verlichten. Op de derde dag ontmoet zij in de rustzaal van het Thermaal Instituut een
Duitse vrouw van haar leeftijd. Zij is ook wegens versleten gewrichten bezig aan een kuur. De
vrouw blijkt afkomstig te zijn uit Keulen en dat is ook de stad waar Lotte geboren is. Snel wordt
duidelijk dat de Duitse, Anna Grosalie genaamd, de tweelingzus van Lotte is. Toen zij zes jaar oud
waren, overleden hun ouders kort na elkaar. De familie besloot daarop dat Anna bij een oom en
een tante op het Duitse platteland zou worden opgevoed, terwijl Lotte werd ondergebracht bij
het gezin van een neef van de vader in Nederland. Door slechte verhoudingen binnen de familie,
maar vooral door de oorlog zijn de twee zussen elkaar uit het oog verloren. Na hun gedwongen
scheiding hebben ze elkaar slechts twee keer ontmoet, de laatste keer vlak na de oorlog. Hun toevallige weerzien na al die tijd is vanzelfsprekend een emotionele aangelegenheid. Tijdens
wandelingen in de bosrijke omgeving van Spa, in de conversatiezaal van het Thermaal Instituut,
in een restaurant of in een van de lokale patisserieën vertellen zij elkaar wat ze hebben
meegemaakt, sinds ze als jonge kinderen gescheiden werden. Daarbij passeert vooral de eerste
dertig jaar de revue. Lotte neemt vanaf het begin een koele en gereserveerde houding aan; soms
wekt ze zelfs de indruk na al die jaren niets met haar Duitse tweelingzus (en dus haar eigen
Duitse verleden) te maken te willen hebben. Anna is daarentegen verrukt over het weerzien en
ze is blij dat zij eindelijk haar verhaal kan delen met degene bij wie ze zich vanaf de geboorte het
meest geborgen heeft geweten. Anna komt na de dood van haar ouders terecht in een arm katholiek dorpsmilieu aan de rand van
het Teutoburgerwoud. Haar grootvaders boerderij wordt geleid door haar oom Heinrich, een
vertwijfelde man die eigenlijk helemaal geen boer wil zijn. Zijn luie, geniepige vrouw Martha
maakt het leven voor Anna bijna ondraaglijk. Hoewel Anna goed kan leren, mag ze niet naar het
gymnasium en wordt ze gedwongen om op de boerderij mee te helpen. De pastoor van de
plaatselijke kerk, pastoor Jacobsmeyer, probeert tevergeefs haar oom en tante nog over te halen.
Wanneer ze in de puberteit belangstelling voor een jongen toont met veel sympathie voor het
opkomende nationaalsocialisme (waar haar oom van gruwt), straft haar oom dat af met fysieke
mishandeling. Als gevolg van deze mishandelingen is haar baarmoeder gekanteld en is Anna
onvruchtbaar geworden. Ze wordt dan enige tijd uit huis genomen om in een klooster op
krachten te komen, waarna ze weer teruggaat naar de boerderij onder het toeziend oog van de
kinderbescherming. Inmiddels is Hitler sinds 1933 aan de macht en in de daaropvolgende jaren
komt ook het dorp steeds meer in de greep van het nazisme. Pastoor Jacobsmeyer vraagt Anna
om een gunst: ze moet lid worden van de plaatselijke BDM en hem vertellen wat daar allemaal
gebeurt. Dit doet Anna, maar na een conflict met de leidster heft de BDM zich op in Anna’s dorp.
Rond haar twintigste ontvlucht Anna, met de hulp van pastoor Jacobsmeyer, de boerderij van
haar oom en keert zij in haar eentje terug naar Keulen, waar ze de opleiding tot huishoudster
volgt en inwoont bij haar oom Franz en haar tante Vicki. Als ze eenentwintig is moet ze van oom
Heinriich een voogdijakte ondertekenen. Ze tekent de akte, maar leest de inhoud niet goed door.
Ze is nu immers vrij. Achteraf blijkt dat haar oom jarenlang beweert heeft dat Anna zwakzinnig
was en daarom was ze nooit naar school geweest. Ze vindt een baan als dienstmeisje bij de
familie Stolz.
In vergelijking met de jeugd van Anna is die van Lotte vrijwel zorgeloos verlopen. Zij groeit op in
de mooie, bosrijke omgeving van het Gooi in een progressief socialistisch, niet-godsdienstig
milieu. Ze wordt onder de vleugels genomen door de rijke Rockanjes. Haar pleegvader houdt zich
vooral bezig met het lezen van Marx en de ontwikkeling van geluidstechniek. Als Lotte nog jong is
zakt ze door het ijs, als gevolg hiervan begint ze te stotteren. Dit gebeurt echter niet als ze zingt.
Lottes jeugd staat daarom in het teken van de muziek en ze krijgt alle gelegenheid om haar
zangtalent te ontplooien. Het huwelijk van haar nieuwe ouders is echter niet optimaal; de
escapades van haar humeurige, egocentrische vader maken haar moeder depressief en later
balanceert hij als gevolg van een ongeluk maanden op het randje van de dood. Naarmate de
jaren dertig verstrijken neemt in Lottes omgeving de bezorgdheid toe over de politieke en
maatschappelijke veranderingen in het naburige Duitsland. Wanneer het Duitse leger in september 1939 Polen binnenvalt en de Tweede Wereldoorlog
feitelijk begint, heeft Anna een betrekking als kamermeisje bij de adellijke familie von Garlitz op
een landgoed aan de rand van Keulen. Lotte achterhaalt haar adres en nieuwsgierig geworden
naar haar eigen wortels, besluit ze haar tweelingzus te gaan opzoeken. Hun ontmoeting tijdens
oudjaar is echter een tegenvallende gebeurtenis voor Lotte. Zij kan het weerzien met Anna en
haar eigen geboorteland niet los zien van haar kennismaking met het nazisme, dat zich overal
zichtbaar in het Duitse dagelijkse leven heeft genesteld. Hoewel de Duitse inval in Nederland nog
vijf maanden op zich zou laten wachten, krijgt voor Lotte het begrip ‘vijand’ voor het eerst van
haar leven een concrete betekenis. Daarnaast is Anna ook vooral bezig met haar werk en weinig
voor haar zus. De oorlog grijpt om zich heen. Na een ontmoeting met de Oostenrijkse soldaat Martin Grosalie
ontwikkelt Anna een verhouding met hem. Hun relatie zal echter vooral uit een briefwisseling
bestaan omdat hij meestal ergens in Europa aan het front ligt. Ook nadat ze midden in de oorlog
in Wenen zijn getrouwd, leven ze goeddeels van elkaar gescheiden. Anna verhuist met de
adellijke familie naar een slot in het oosten van Duitsland, omdat het in Keulen te gevaarlijk is
geworden wegens de Engelse bombardementen. Lotte ervaart de oorlog voor het eerst aan den
lijve wanneer in de beginjaren van de bezetting haar joodse vriend David de Vries wordt
opgepakt en naar Duitsland wordt gestuurd. Zij is lid van het omroepkoor, maar ze verliest haar
baan nadat ze weigert zich bij de Kultuurkamer te laten registreren. Vooral na de ernstige ziekte
van haar pleegmoeder, gaat vervolgens al haar aandacht uit naar de verzorging van het gezin en
de vele onderduikers die inmiddels bij de familie inwonen. De band met haar pleegvader is erg
slecht. Nadat Lotte hem confronteert met het achterhouden van voedselbonnen, noemt hij haar
een moffin. Maar ook in Duitsland worden vanaf 1942 de leefomstandigheden steeds slechter en
groeit de anarchie. Een aanslag op Hitler, waarvoor gravin von Garlitz deelnam aan het complot,
is mislukt en alle adellijke vrienden van de gravin worden opgepakt. Door de Russische dreiging
aan het oostfront zegt Anna op aandrang van haar echtgenoot haar baan op en verhuist ze naar
Wenen in afwachting van zijn terugkeer. Vlak na haar aankomst krijgt ze het bericht van zijn
overlijden. Martin had vertelt dat hij graag zou willen dat Anna bij een lazaret zou gaan werken als hij zou
komen te overlijden. Dit doet ze. Dus in de slotfase van de oorlog werkt Anna als Rode
Kruiszuster in de veldhospitalen van het Duitse leger in Oostenrijk en de Beierse Alpen en ervaart
ze zo het oorlogsleed van dichtbij. Ze moet ook een aantal keer met andere zusters en een aantal
soldaten naar andere hospitalen op reis. Onderweg krijgen ze een lift van twee vrachtwagens. Als