Neuromarketing
Definitie Neuromarketing
Het toepassen van Neuro-onderzoek met als doel afnemersgedrag te
analyseren en op basis daarvan markt gerelateerde voorspelling te
doen. 95% is onbewust
Doel :
Hoe onze hersenen het mogelijk maken dat wij de wereld om
ons heen waarnemen
De herinnering daaraan uit het geheugen oproepen en
Handelen naar de waarneming of herinnering
Klantinzichten (insights)
Waar inzicht in krijgen:
- Drijfveren
- Waarden
- Behoefte
- Wensen
- Ergernissen
- Verwachtingen
- Gedrag van klanten
IJsberg / insights
- Wat mensen zeggen dat ze doen
- Wat mensen uiteindelijk doen
- Waarom mensen iets doen
Customer insight
Gedrag/feitelijke waarneming
Waarom doe je het?
graag muziek luisteren
(bijbehorende) Behoefte
Wat is je behoefte?
voor ontspanning of concentratie
Frictie (tussen gedrag en behoefte)
Wat is het probleem?
rust voor de rest/geen afleiding
Consumentengedrag
Definitie
Alle handelingen van mensen die te maken hebben met het verwerven, gebruiken
en afdanken van producten en diensten ter bevrediging van hun behoeften.
Waarom
Om de consument effectief te kunnen beïnvloeden moeten we inzicht hebben in
factoren die van belang zijn voor het gedrag van de consument.
4 fasen
1. Communicatiegedrag Opnemen verwerken en evt doorgeven van informatie,
advertenties
2. Koopgedrag
Welke producenten kopen ze, waar kopen ze deze, hoe
komen ze daar?
3. Gebruiksgedrag
Wat doet men met zijn aankoop, eten wordt opgegeten?
4. Afdankgedrag
Wat doet men met de spullen waar hij of zij geen
behoefte meer aan heeft. Gooit men het weg,
hergebruiken.
Wiel van consumentengedrag
Modelmatige voorstelling van factoren die van invloed zijn op het consumentengedrag.
1. Persoonlijkheid en levensstijl
De consument als individu
2. Motivatie, behoeften en waarden
De consument als individu
3. Waarneming
De consument als individu
4. Leren
De consument als individu
5. Attitude
De consument als individu
6. Beslissen
De consument als individu
7. Gezin
De consument als groepslid
8. Referentiegroepen
De consument als groepslid
9. Lidmaatschap van online groepen
De consument als lid van de maatschappij
10. Sociologische perspectief, de digitale
De consument als lid van de maatschappij
consumptiemaatschappij
11. De online consument
De consument als lid van de maatschappij
Persoonlijkheid Persoonlijkheid: combinatie van persoonskenmerken die het gedrag van het
en levensstijl
individu bepaalt.
(47-57)
Levensstijl: het samenhangend patroon van gedragingen van een persoon
waarmee hij zich van anderen wil onderscheiden, maar ook wil laten zien dat hij
bij bepaalde mensen hoort.
De Big Five:
- Extraversie – introversie (buiten – gesloten)
- Aardig voor anderen – vijandig voor anderen (sympathiek – egocentrisch)
- Zorgvuldig – chaotisch (ordelijk – niet plannen)
- Emotioneel stabiel – emotioneel instabiel (zelfvertrouwen – angstig)
- Openstaan voor ervaringen – behoudend (creatief – niet nieuwsgierig)
VALS 1. Principes georiënteerd – principiëlen en gelovers (vegetarisch)
2. Status georiënteerd– realiseerders, presteerders, strevers en zwoegers (
3. Actie georiënteerd – ervaarders en doeners (duur hotel)
Overvloedige middelen
Minimale middelen
Motivatie
Motivatie kan worden omschreven als bij een individu bestaande drijvende
kracht acht het handelen, gericht op bevredigen van de behoefte.
3 soorten motivatieconflicten
1. Approach-approach-conflict
De consument wilt zowel het een als het ander. (Zweden met
ouders of Spanje met vrienden)
2. Approach-avoidance-conflict
De consument wil iets, maar tegelijkertijd eigenlijk ook niet.
(positieve en negatieve kanten)
3. Avoidance-avoidance-conflict De consument wil noch het een, noch het ander (bus of taxi)
Positieve en negatieve motivatie
Negatieve motivatie
Streven om een einde te maken aan een ongewenste situatie of om een
(spanningsvermindering)
ongewenste situatie te vermijden.
Matig negatieve motivatie
(spanningshandhaving)
Positieve motivatie
Streven om het aangename te bereiken, het gewenste te realiseren.
(spanning verhogen)
Acht basismotivaties
1. Probleemopheffing
Koper ervaart huidig probleem; zoekt een product dat het
(negatief)
probleem zal oplossen.
2. Probleemvermijding
Koper ervaart huidig probleem; zoekt een product dat het
(negatief)
probleem zal oplossen.
3. Onvolledige satisfactie
Koper is ontevreden over huidig product; zoekt een beter product.
(negatief)
4. Gemende ‘approach-
Koper houdt van sommige aspecten van het product, maar heeft
avoidance’
een hekel aan anderen: zoekt product dat het conflict laat
(negatief)
verdwijnen.
5. Normale vermindering
De voorraad raakt op of is uitgeput: koper wil voorraad op peil
(matig negatieve motivatie) brengen.
6. Zintuigelijk genot
Koper zoekt extra (fysiologische) stimulatie: wil van product
(positief)
genieten
7. Intellectuele stimulatie
Koper zoekt extra (psychologische) stimulatie: wil nieuw product
(positief)
verkennen en beheersen.
8. Sociale goedkeuring
Koper zoekt naar sociale beloningen: persoonlijke erkenning door
(positief)
productgebruik.
Behoeften (Maslow)
1. Fysiologische behoeften
Honger, dorst, slaap, seks
2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid Veiligheid, stabiliteit, economische zekerheid
3. Sociale behoeften
Vriendschap, erbij horen, liefde
4. Behoefte aan erkenning en respect
Succes, prestige, status
5. Behoefte aan zelfontplooiing
Bereiken wat men kan
Waarden (Middel-doelketen)
Waarden
Uitkomsten die voor een individu belangrijk genoeg zijn om ze door middel van
bepaald gedrag na te streven
Middel-
Is een methode waarmee het verband tussen productattributen, gevolgen van
doelketen
productgebruik en te realiseren waarden in kaart wordt gebracht.