Scheikunde samenvatting H1 t/m H3 vwo 3

Scheikunde Overal samenvatting hoofdstuk 1,2 en 3!! (TOPPER) Super goeie samenvatting, begrijpelijke taal, netjes afgewerkt, niet te lang en met afbeeldingen!

Preview samenvatting (2 van de 11 pagina's)

Scheikunde hoofdstuk 1 samenvatting
1.1 – stofeigenschappen
Stofeigenschap: eigenschap waaraan je een stof herkent. (kleur, geur, smaak,
dichtheid). Géén stofeigenschap: vorm, massa, temperatuur.
Elke stof heeft een combinatie van (meerdere) stofeigenschappen.
Stofconstanten: is een stofeigenschap die wordt uitgedrukt in een getal, gevolgd door
een eenheid. Een stof is vast bij en temperatuur die lager is dan het smeltpunt.
 P = m/v
 Volume (hoe groot de inhoud is) V
 V = m/p
 Massa (hoe zwaar het is) M
 M = V x p
 Dichtheid (hoe zwaar 1 cm3 van die stof is P
Grootheden
Eigenschappen die je kunt meten (massa of volume).
Eenheden
Is de maat waarmee je een grootheid meet (kg-massa & l-volume).

Rekenvoorbeeld
Je hebt 150mg suiker. Hoeveel kg is dat?
mg
1,0 x 106
150
kg
1,0
x
X = 1,0kg x 150mg / 1,0 x 106 mg = 1,5 x 10-4 kg 1.2 – veiligheid
 De 8 gevarenpictogrammen;
 In het boek Chemiekaarten vind je informatie
over stoffen en hoe je er veilig mee om moet gaan.
 De grenswaarde van een stof geeft aan hoeveel
mg in 1 m3 lucht aanwezig mag zijn.
 H- en Pzinnen zijn codes waarvan je de
betekenis kunt opzoeken.

H-zinnen - > gezondheidsgevaren (h van hazard).
P-zinnen - > preventie (p van prevention), het voorkomen van ongelukken.  Bij een gasbrander gebruik je de gele vlam als pauzevlam, de kleurloze vlam om
iets te verwarmen en de ruisende vlam om een grote hoeveelheid te verwarmen.
 Gedestilleerd water is water waar opgeloste stoffen uit zijn verwijderd.
Kijk voor de veiligheidsregels
in het boek!

bij een onderzoek stel je voor een experiment doet eerst een onderzoeksvraag op. Je
bedenkt een experiment om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Je maakt een
werkplan en voert daarna het experiment uit. Je gebruikt je waarnemingen om in de
conclusie de onderzoeksvraag te beantwoorden.
 Je noemt de dingen die je doet handelingen. Wat je kunt zien, horen, voelen of
ruiken zijn waarnemingen. Uit je waarnemingen trek je een conclusie.

1.3 – faseveranderingen
Drie verschillende fasen:
 Vast (s)
 Vloeibaar (l) toestandsaanduidingen
 Gas (g)
 Elke stof heeft zijn eigen smeltpunt en een
kookpunt - > dit zijn stofconstanten.
 Een stof is vast (s) lager dan het smeltpunt,
 Een stof is vloeibaar (l) tussen het smeltpunt en fasedriehoek
het kookpunt in.
 Een stof is gas (g) hoger dan het kookpunt.

Eenheid
 Kelvin (K).
 -273K = 0 C
 Een zuivere stof is één stof (suiker).
 Een mengsel bestaat uit twee of meerdere stoffen.
 Samenstelling bestaat uit twee of meerdere stoffen.
 Zuivere stof
heeft een smeltpunt en een kookpunt.
 Mengsel
heeft een smelttraject en een kooktraject.