Tumoren en soorten behandeling

Samenvatting over goedaardige en kwaadaardige tumoren en de behandelingen daarvan. Makkelijk en kort uitgelegd.

Preview samenvatting (3 van de 8 pagina's)

AFP-samenvatting Les 2. Module 2. Tumoren = Cellen die dikker worden en zich delen

 Elke tumor begint met 1 cel
 Er verandert iets in het erfelijke materiaal van de cel

Mutatie = Een verandering die niet geleidelijk, maar sprongsgewijs of in een korte tijd
plaatsvindt. Gezwel of tumor = Groot aantal cellen Komt vaak voor in combinatie van risicofactoren: Zon, roken, asbest, alcohol, voeding. Een volwassen persoon krijgt circa 200.000.000 nieuwe cellen per uur. Benigne = Goedaardige tumor Voorbeelden van soorten GOEDaardige tumoren:
 Fibroom = Bindweefseltumor
 Lipoom = Verweefseltumor
 Verruca vulgaris = Wrat (besmettelijk) - Aanstippen met stikstof (soms
salicylzuurzalf)
 Mollusca contagiosa = Waterwratjes (besmettelijk) – Verdwijnen vanzelf
 Myoom = Spierweefseltumor (vleesboom in de baarmoeder) – BM verwijderen
 Hemangioom = In de bloedvaten (aardbei/frambozenvlek, ooievaarsbek, wijnvlek)
 Neavus = Moedervlek (kan ontwikkelen tot kanker, melanoom)
 Fibroadenoom = In bindweefsel en klierweefsel (mamma (borst)) Bij twijfel operatie
 Poliep = Benigne zwelling in het slijmvlies (darm) - Operatie

Het beleid:
 Hoeven niet altijd verwijderd te worden
 Ingreep  Opsturen naar lab
 Rekeninghouden met maligniteit (kwaadaardig)

Maligne = Kwaadaardige tumor
 Dringen omliggend weefsel binnen en vernietigen dat.
 Beginstadium: Pt heeft geen klachten en geen veranderde waardes in bloedbeeld.
Als kanker aan het licht komt is het vaak al (ver) gevorderd.
 Verdubbelingstijd is constant – 5 dagen van 1 naar 2 cellen. Ook 5 dagen van 2 naar 4
naar 8 naar 16 cm.

Infiltratie = Agressieve groei
 Kankercellen groeien door in het omliggende weefsel van de primaire tumor.
Geen uitzaaiing
Uitzaaiing naar het weefsel

Solide kanker = Kanker die ontstaat in een orgaan.
Solide = vast, hecht, stevig.
Door de ongecontroleerde celdeling ontstaat er een tumor
Solide kankersoorten:
 Darmkanker
 Borstkanker
 Longkanker

Niet-solide kanker = Ontstaat in weefsel of cellen die op verschillende plaatsen in het
lichaam zitten
Niet-solide = Vloeibaar, los.
 Niet in een orgaan
 Zitten in het bloed, lymfestelsel, vloeibare deel van het beenmerg.
Het bloedvaten- en lymfestelsel zijn transportstystemen in ons lichaam.
Zo kan de ziekte zich snel naar andere platsen in het lichaam verspreiden.
Niet-solide kankersoorten:
 Leukemie (kanker in het beenerg): Acute en chronische leukemie.
 Lymfeklierkanker: Hodgkinlymfoom en non-hodgkinlymfoom

Metastasen = Uitzaaiingen van kwaadaardige cellen
 Via lymfe = Lymfogene metastase
 Via haarvaatje = Hematogene metastase
 Via een holte = Ent metastese, bv na een
diagnostische punctie

Het lymfestelsel = Transportsysteem dat ons beschermt tegen virussen en bacterien die ons
ziek kunnen maken.
 Vervoert lymfe door het lichaam
 Lymfe is een kleurloze vloeistof
Het lymfestelsel bestaat uit:
 Lymfevaten
 Lymfeklieren
 Lymfeklierweefsel

Lymfevaten = Kanalen van het lymfestelsel. De lymfe komt uiteindelijk in het bloed terecht. Lymfeklieren = Maken bacterien en vierussen onschadelijk. In ons lichaam zitten op
meerdere plaatsen groepen lymfeklieren:
 In de hals
 Langs de luchtpijp
 In de oksels
 Bij de longen
 In de buikholte
 In de bekkenstreek
 In de liezen

Lymfeklierweefsel = Zit ook in andere organen zoals:
 Keelholte
 Milt
 Darmwand
 Beenmerg

Lymfogene metastase
 Cellen van een kwaadaardige tumor kunnen losraken.
 Die cellen kunnen via de lymfe ergens anders in het lichaam
terechtkomen.
 De cellen hechten zich daar en groeien uit tot nieuwe tumoren.