BIOLOGIE HAVO 4A HOOFDSTUK 2 VOORTPLANTING §1/4
Er zijn twee manieren waarop organismen zich kunnen voortplanten: alleen of met een ander.
Cellen kunnen zich voortplanten door celdeling. Bij celdeling ontstaat uit een moedercel twee
identieke dochtercellen. De dochtercellen bevatten dezelfde genetische eigenschappen als de
moedercel. Bij ongeslachtelijke voortplanting ontstaat door celdeling nakomelingen die genetisch identiek zijn
aan de ouder, bacteriën en andere eencellige organismen planten zich ongeslachtelijk voor door
celdeling.
Ongeslachtelijke voortplanting bij zaadplanten kan op verschillende manieren gebeuren: uitlopers,
bollen en knollen. Ongeslachtelijke voortplanting kan ook op kunstmatige wijze plaatsvinden: stekken.
Een speciale manier van stekken is weefselkweek, stukjes weefsel van een gezonde, goed groeiende
plant worden op een geschikte voedingsbodem met groeistoffen gebracht. Zo ontstaan steeds meer
plantjes met dezelfde erfelijke eigenschappen als de moederplant. Een organisme dat door ongeslachtelijke voortplanting uit een organisme is ontstaan noem je een
kloon. Het kweken van deze individuen heet klonen. Bij celdeling ontstaat uit een cel twee cellen met dezelfde erfelijk eigenschappen. De erfelijke
eigenschappen van een organisme liggen vast in het DNA, voordat een cel gaat delen, verdubbelt de
hoeveelheid DNA in de cel. De chromosomen, de dragers van het DNA, worden dan gekopieerd. Bij
de celdeling ontvangt elke nieuwe cel vervolgens een complete set chromosomen: een helft is
oorspronkelijk materiaal van de moedercel en een helft een exacte kopie daarvan. De kerndeling heet mitose, na de mitose snoert de cel tussen de kernen in en ontstaan er twee
nieuwe cellen. De cellen vormen na de deling nieuw celplasma.
BINAS 76A&B Ongeveer halverwege de interfase wordt van elk DNA-molecuul een kopie gemaakt, dit heet DNA-
replicatie of DNA-synthese. De fase waarin dat gebeurt, heet de S-fase.
Zolang de DNA-moleculen nog aan elkaar vastzitten, worden ze chromatiden genoemd. Na de S-fase
bestaat een chromosoom dus uit twee chromatiden. Klonen wordt bij planten veel gebruikt om gunstige erfelijke eigenschappen te behouden, dieren
kunnen kunstmatig gekloond worden door embryo splitsing.
Een kenmerkt van geslachtelijke voortplanting is de versmelting van twee cellen: cel fusie.
Door cel fusie komt de inhoud van twee cellen samen, dus ook de beide kernen. Dit is het begin van
de levenscyclus .
Het aantal chromosomen in de cellen van een organisme is constant en verandert niet door
geslachtelijke voortplanting. Om het aantal chromosomen constant te houden, bindt op enig
moment in de levenscyclus een reductie van het aantal chromosomen plaats. Bij mensen en veel
andere meercellige organismen vindt deze reductie plaats tijdens de productie van geslachtscellen.
Alle andere cellen in het lichaam, die niet tot de geslachtscellen behoren, worden lichaamscellen
genoemd.
Meiose:
Tijdens de bevruchting fuseren twee geslachtscellen. Geslachtscellen zijn haploïde cellen: elke
geslachtscel bevat een volledige set chromosomen. Het aantal chromosomen in een haploïde cel
wordt weergegeven met een ‘n’.
Een bevruchte eicel ofwel zygote bevat twee volledige sets chromosomen: het zijn diploïde cellen. Het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd, heet reductiedeling of
meiose, de meiose deling bestaat uit twee opeenvolgende delingen: meiose 1 en meiose 2.
Geslachtelijke voortplanting bij planten:
De meeldraden en stampers zijn respectievelijk de mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen. In de helmknoppen van de meeldraden vindt meiose plaats. De haploïde
cellen die hierbij ontstaan ontwikkelen zich tot stuifmeelkorrels. In het vruchtbeginsel van een
stamper bevinden zich een of meer zaadbeginsels. In elk zaadbeginsel ontstaat een eicel na meiose.
Na de bevruchting ontwikkelt zich zaad uit het zaadbeginsel. Het zaad bestaat uit een kiem en een
voorraad voedsel. De kiem is het embryo van het nieuwe plantje. Bij zelfbestuiving komt stuifmeel terecht op een stempel van dezelfde plant, terwijl bij
kruisbestuiving het stuifmeel terecht komt op een stempel van een andere plant van dezelfde soort. Het kruisen van geselecteerde gewassen om nakomelingen met de gewenste eigenschappen te
verkrijgen, heet plantenveredeling. Organisme die zich geslachtelijk voortplanten, hebben speciale organen die voortplantingscellen
maken, bij mensen zijn dit bij mannen de teelballen.
Bij een zaadlozing gaan de zaadcellen via de zaadleider vanaf de bijballen naar de urinebuis, de
zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht toe. Een vrouwelijke eicel is veel groter dan de mannelijk zaadcel, eicellen ontstaan bij de mens in de
eierstokken van een vrouw. Het blaasje met de eicel heet follikel, nadat de follikel openbarst, verlaat
de eicel de eierstok, dit heet de ovulatie.