Taal A1
Hoofdstuk 1
Aspecten van taalonderwijs:
-
Mondelinge taalvaardigheid
Schrijven van teksten
Begrijpend lezen
Spelling
Woordenschat
Taalbeschouwing
Belangen taalonderwijs: Kinderen leren moeiteloos hun moedertaal. Ze maken taal eigen door
interactie met omgeving. Waarom dan toch nog onderwijs in taal als kinderen het toch leren:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zelfstandig een bepaald niveau halen. Nederlands is bijvoorbeeld
niet hun eerste taal.
3. Op school leer je andere taal dan in het dagelijks leven. Regels, woorden en begrippen maakt
een kind zich niet zomaar eigen.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met onderwijs zoals een brief schrijven of een discussie
voeren.
5. Je moet plezier in lezen bijbrengen. Ze maken kennis met andere mensen in een boek.
Lesgeven met behulp van een methode traditioneel taalonderwijs. Vaak worden in taalmethodes domeinen verdeeld: mondelinge taalvaardigheid, woordenschat,
beginnende geletterdheid, voorgezet technisch lezen, begrijpend lezen, stellen, jeugdliteratuur,
taalbeschouwing en spelling ---> Vooral vanaf groep 3. Mondelinge taalvaardigheid:
Spreken en luisteren en het voeren van allerlei mondelingen gespreksvormen staan centraal.
Spreek- en luisterstrategieën. Woordenschat
Aanleren van betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden. Beginnende geletterdheid
Vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken.
-
Ontluikende geletterdheid: ontwikkeling van geletterdheid in de voorschoolse periode 0-4 jaar.
Beginnende geletterdheid: ontwikkeling van geletterdheid in de groepen 0-3.
Gevorderde geletterdheid: periode na groep 3.
Aanvankelijk lezen leren lezen in groep 3. Weten welke letters er zijn en ze moeten in staat zijn
eenvoudige woorden hardop te lezen.
Voortgezet lezen lesonderwijs na groep 3 (Veilig Leren Lezen). Voortgezet technisch lezen
Komt na aanvankelijk lezen. Het gaat om ontcijferen van letters en hardop lezen van woorden.
Er wordt ook aandacht besteed aan efficiente leesstrategieën snel een nauwkeurig woorden lezen
zonder dat ze begrijpen wat er staat.
Begrijpend lezen
Het gaat om het begrijpen van een tekst en het achterhalen van een bedoeling. Stellen
Het gaat om schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en waarnemingen
kunnen weergeven in een tekst. Jeugdliteratuur
Informatie over boeken maar ook fictie.
Het doel is kinderen in aanraking brengen met verschillende genres en de smaakontwikkeling. Taalbeschouwing
Reflecteren op taalvormen, de manier waarop iets is verwoord. Ze moeten regelmaat gaan ontdekken.
Een belangrijk onderdeel is grammatica en spelling. Spelling
De meest voorkomende woorden goed kunnen spellen en schrijven spellingsregels en interpunctie. Taalfuncties
-
Communicatieve of sociale taalfunctie: contact maken met andere mensen. Dit is een manier van
communiceren.
o Zelfhandhaving : jezelf beschermen en verdedigen.
o Zelfsturing: ordenen van handelen en plannen aankondigen.
o Sturing van anderen: gedrag van anderen beinvloeden.
o Structurering van gesprek: gesprekverloop beinvloeden.
Conceptualiserende of cognitieve taalfunctie: taal als middel om je gedachten te ordenen. Als je
bijvoorbeeld je mening moet geven over een onderwerp waar je niet veel vanaf weet.
o Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
o Redeneren: bewerkt gebeurtenissen door een extra denkstap bijvoorbeeld door een
conclusie te trekken.
o Projecteren: verplaatsen in gevoelens van anderen.
Expressieve taalfunctie: gebruik van taal om ons van anderen te onderscheiden door bijvoorbeeld
uitdrukking te geven aan persoonlijke emoties expressiemiddel.
Taal is opgebouwd uit allerlei verschillende elementen: klank, woorden, zinnen en teksten. Taalniveaus
Niveau
Regels voor
Fonologisch niveau
Uitspraak
Morfologisch niveau
Opbouw van woorden
Syntactisch niveau
Volgorde van woorden
Semantisch niveau
Betekenis van woorden
Pragmatisch niveau
Gebruiken
Orthografisch niveau
Spelling.
Recursief systeem = samengestelde zinnen/woorden: een element van taal kan weer eenzelfde
element van taal bevatten. Zo kan een zin ook een andere zin bevatten.
Bijvoorbeeld: ik vermoed dat hij liegt bevat ook weer de zin hij liegt.
Hoofdstuk 3
Taalverwerving samenhang. Theorieën over taalverwerving:
-
Behaviorisme: een stroming die gelooft dat kinderen taal leren door imitatie. Woorden die je het
meest hoort leer je het eerst. Krijgt een kind een beloning dn leert hij/zij nog sneller.
Creatieve constructietheorie: deze theorie gaat ervan uit dat kinderen beschikken over
aangeboren taalvermogen.
Interactionele benadering: gaat ook uit van aangeboren taalvermogen maar ze benadrukken dat
interactie tussen kind en anderen belangrijk is voor het leren van een taal.
Eerste taalverwerving:
Fonologisch niveau, morfologisch niveau, semantisch niveau, syntactische niveau en pragmatisch
niveau. Tijdens het leren van taal zijn kinderen met alle niveaus tegelijk bezig. Taalverwervingsproces:
-
Prelinguale periode (0-1 jaar).
Periode voordat het kind woordjes spreekt. Nu is her vooral nog a-a-a-a-a of ba-ba-ba-ba. Een kind
oefent in deze fase met de articulatie, de klankstructuur, melodie en communicatie.
Geboorte – 6 weken
Sociaal-emotionele ontwikkeling huilen
Na een week of 6
Het kind houdt zich actief bezig met taal. Ze luisteren naar stemmen
en beginnen zelf klanken te produceren en glimlachen (vocaliseren).
Na 4 maand
Het kind begint te experimenteren met geluiden. De klanken
verschillen in toonhoogte, luidheid en duur. (vocaal spel).
Na 7 maanden
Brabbelen.
Linguale periode het kind gaat zinnen als communicatiemiddel gebruiken.
o Vroeglinguale periode/eenwoordsfase (1 tot 2,5 jaar)
Brabbelen wordt betekenisvol taalgebruik. Woorden worden nog niet correct
uitgesproken. Kind maakt met losse woorden de bedoeling van een zin (eenwoordzin).
Eenwoordfase duurt vaak een half jaar. Daarna gaan kinderen naar tweewoordzinnen.
De tweewoordfase duurt ook een half jaar. Hierna gaan kinderen praten met
meerwoordzinnen.
o Differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar)
De taal van een kind begint meer op taal van een volwassene te lijken. Tot nu toe is de
ontwikkeling fonologisch, semantisch en synactisch. Vanaf nu leert het kind ook
morfologisch en pragmatische aspecten. Taal wordt gedifferentieerder, op alle niveaus
van taal ontwikkelt een kind zich. Vanaf nu weten ze ook dat je anders praat tegen een
vriendje dan tegen de juf.
o Voltooiingsfase (5 tot 9 jaar)
Een kind leert niet veel nieuwe dingen bij. Alle processen worden verder uitgebouwd.
Kind kent ongeveer 2500 woorden en wordt per dag uitbereid met 4-8 woorden.
Tweede taalverwerving
Het leren van een tweede taal gaat anders dan bij een eerste taal.
-
Simultante tweetaligheid wanneer een kind twee talen tegelijk leert.
Successieve tweetaligheid kinderen leren een tweede taal nadat ze een eerste taal beheersen.
Document Outline
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk B1
Taaldomeinen:
Woordenschat:
Fouten die gemaakt worden door kinderen
VVE (voor-en vroegschoolse educatie)
Hoofdstuk B2
TAK
Hoofdstuk B4
Hoofdstuk B5