Samenvatting Meten en Meetkunde Pabo

Dit is een samenvatting voor de REM toets Meten en Meetkunde van de Pabo eerstejaars. Ik heb een 7,5 behaald met het leren van deze samenvatting.

Preview samenvatting (3 van de 12 pagina's)

REM Meten en meetkunde
Hoofdstuk 1
Samenhang meten een meetkunde
Meten:
- Lengte
- Oppervlakte
- Inhoud
- Gewicht
- Tijdsduur
- Grootheden

Wat is de inhoud van?
Meten is getalsmatig. Meetinstrumenten:
- Liniaal
- Weegschaal
- Maatbeker
- Etc.

Meting:
- Beredeneren
- Rekenen

Kwantificeren = ergens een getal aan toekennen.
Meetkunde:
- Plattegronden
- Construeren
- Representeren
- Routes
- Richtingen
- Vormen en figuren
- In gedachten bouwen
- Schaduwen
- Symmetrie
- Patronen

Het gaat niet om het opmeten, maar om het verklaren.
Ruimtelijk hoort bij meetkunde. Meten en meetkunde samen:
- Vlakvulling
o Rechthoek vullen met driehoeken om de oppervlakte te berekenen.
- Stelling van Pythagoras
o A2+b2=c2.
o c2= antwoord
- Gulden snede
o Perfecte verhouding
o Ook wel Phi 
o De vertruvische man van Leonardo da Vinci
Hoofdstuk 2
Meten
Meetgetallen zeggen iets over grootheden. Bij elke grootheid bestaan verschillende
eenheden. Grootheden:
- Gewicht
- Inhoud
- Temperatuur
- Snelheid

Eenheden: (maten)
- Kilogram
- Centimeter
- Uren, minuten
- Euro

Maatreferenties:
- Temperatuur van een mens is ongeveer 37 graden.
- Binnen de bebouwde kom 50 km/uur rijden.
- Lengte volwassen man is ongeveer 1,80 m.
- 365 dagen in een jaar.
- Pak melk is 1 liter.
- Pak suiker is 1 kg.

Bij sommige meetinstrumenten, zoals een rolmaat, moet je de lengte zelf aflezen. Dit noem
je afpassen. Bij een digitale weegschaal wordt er niet zichtbaar gemeten, maar zie je gelijk
het gewicht. Indirect meten gebeurd wanneer je de ene grootheid gebruikt om een andere grootheid te
bepalen. Bijvoorbeeld met een kwikthermometer. Je meet de lengte van het kwik, waardoor
je de temperatuur meet. Meetnauwkeurigheid:
Je kunt bijvoorbeeld zeggen dan iemand 186 cm lang is of 1,86 m lang. Met de
buitentemperatuur maken we geen kommagetal, maar met lichaamstemperatuur wel,
omdat precisie dan belangrijk is.
Als we zeggen dat het buiten 19 graden is, kan de temperatuur werkelijk tussen de 18,5 en
19,5 graden zitten. Dit noem je de meetinterval. Meetfouten:
Door meetonnauwkeurigheid ontstaan meetfouten. De meetfout valt binnen de
meetinterval. De foutenmarge is dan ten hoogste 0,5 graden.
Ook het zelf opmeten kan meetfouten veroorzaken. Bijvoorbeeld als je met een kleine liniaal
een hele wand wil opmeten. Wat je dan kan doen is het een aantal keer opmeten en daar
het gemiddelde van nemen. Maten uit de geschiedenis:
Vroeger werden dingen met elkaar vergeleken om de maat te bepalen. Ze gebruikten
natuurlijke maten. - Breedte van je duim
o 2,5 cm
- Breedte van je handpalm
o 10 cm
- Afstand tussen de punt van je pink en de punt van je duim bij gestrekte vingers
(handspan).
o 20 cm
- Lengte van je voet
o 30 cm
- Lente van je gestrekte arm (el), van de punt van je wijsvinger tot aan je oksel.
o 70 cm
- Afstand tussen je rechter- en linkerhand bij zijwaarts gestrekte armen (vadem).
Kort na de Franse Revolutie werd het stelsel van maten en gewichten vastgesteld in het
metriek stelsel. De meter werd gekozen als standaardmaat/basiseenheid. Daarna kwam de
maatverfijning, waarmee lengtematen als centimeter en kilometer erbij kwamen.
Oude maten werden geschrapt, maar worden nog wel gebruikt:
- Ons
o 100 gram
- Pond
o 500 gram
- Bunder
o Hectare
- Are
o Vierkante decameter dm2
- Liter
o Kubieke decimeter dm3