Hoofdstuk 10: De sociale ontwikkeling en de
persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter- en kleutertijd
Een antwoord op de vraag: “wie ben ik?”
De persoonlijkheidsontwikkeling: conflicten oplossen
Freud
De orale fase (0 – 1,5j.)
De anaal-sadistische fase (1,6 – 3 jaar)
o Lustbeleving : anus
o Uitdrukkingsmiddel : loslaten (volgzaamheid) vs. ophouden (protest)
o Controle van kind op omgeving: fysisch en psychisch
o Ontwikkeling van “Ich”
De fallische fase (3 – 5 à 6 jaar)
o Lustbeleving: geslachtsorgaan
o Kind ontdekt verschil tussen seksen: hebben of niet (meer) hebben van fallus
o Jongens: castratieangst
o Meisjes: penisnijd
o Ontwikkeling van “Uberich”
Oedipusconflict
Niet bij iedereen
Enkel bij jongens, bij meisjes eerder Elektracomplex
Freud baseert zich op gevalstudies
Erikson
Kinderen krijgen in peuter – kleuterleeftijd te maken met belangrijk psychosociaal conflict,
betrekking op ontwikkeling van eigen initiatief. Tegelijkertijd ontwikkelen ze een zelfconcept.
Psychosociale ontwikkeling = omvat veranderingen in hoe individuen zichzelf, betekenis van het
gedrag van anderen, en hun eigen gedrag leren begrijpen.
8 stadia
Elke keer met conflict / crisis
o Obv ervaringen bij oplossen van conflicten ontwikkelen ze een positiever of
negatiever gevoel van eigenwaarde of zelfbeeld
Begin peuter –kleuterleeftijd: verlaten stadium autonomie – vs. – schaamte en twijfel (18m. – 3j.)
Grootste deel van peuter –kleuterleeftijd in stadium van initiatief – vs. – schuldgevoel (3 – 6j.)
Conflicten tussen verlangen om onafhankelijk van hun ouders te opereren en het
schuldgevoel
Positieve reactie op overgang: helpt kinderen de negatieve gevoelens kenmerkend voor deze
periode niet het hoofd te bieden + ze kunnen het initiatief stimuleren
Negatieve reactie op overgang: invloed op zelfbeeld
Genderidentiteit: ontstaan van vrouwelijkheid en mannelijkheid
Vanaf geboorte: meisjes en jongens verschillend behandeld
Geslacht = verwijst naar anatomische geslachtskenmerken
Gender = verwijst naar beleving mannelijk of vrouwelijk te zijn.
2j.: geven elkaar en anderen het label mannelijk of vrouwelijk te zijn
Gender manifesteert zich tijdens het spelen:
Jongens: wilde spelletjes
Meisjes: georganiseerde spelletjes en rollenspellen
Jongens spelen meer met jongens , meisjes met meisjes
Peuters en kleuters hebben meer stereotiepe en minder flexibele opvattingen tov de volwassenen.
Tot 5j.: genderverwachtingen steeds meer uitgesprokener
7j.: afname in sterkte, nooit volledig weg
Genderverwachtingen:
Mannen: competentie, onafhankelijkheid, kracht, concurrentiedrang
Vrouwen: warmte, expressiviteit, zorgzaamheid, onderworpenheid
Vanaf 4 – 5j.: genderconstantie = besef dat mensen permanent mannelijk of vrouwelijk zijn als gevolg
van vaste, onveranderlijke biologische factoren.
Hangt samen met begrip van identiteit
Opvattingen en verwachtingen invloed op eigen gedrag + manier waarop ze met
leeftijdsgenoten en volwassenen omgaan
Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters
Ontstaan van vriendschappen
Vóór 3j.: sociale activiteit betekent samen op dezelfde plek zonder interactie
3j.: vriendschappen beginnen
Zien leeftijdsgenoten als individuen met eigen kwaliteiten
Relatie met volwassene gebaseerd op behoefte aan verzorging, bescherming en begeleiding
Relatie met leeftijdsgenoten gebaseerd op verlangen aan metgezel te hebben, te spelen, zich
te vermaken
Ouder: kijk op vriendschap veranderd (vriendschap als iets permanent, stabiele relatie).
Kwaliteit van vriendschapsrelatie veranderd ook:
3j.: samen dingen doen en samen spelen
Oudere kinderen: aandacht aan abstracte begrippen (vertrouwen, steun,
gemeenschappelijke interesses, …)
De theorie of mind van peuters en kleuters: begrijpen wat anderen denken
1 van redenen voor verandering in spel: voortdurende ontwikkeling van TOM.
Theorie of mind = vaardigheid om aan jezelf en anderen gedachten, gevoelens, ideeën, intenties toe
te schrijven en op basis daarvan anticiperen op gedrag van anderen.
2 à 3j. begrijpen:
o Percepties
o Emoties
o Wensen
3 à 4 jaar:
o Begrijpen dat mensen motieven en redenen hebben voor hun gedrag
o Besef dat mensen voor de gek gehouden kunnen worden en kunnen ‘doen alsof’
bevorderlijk voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden
4 à 5j.:
o Kind begrijpt dat mensen kunnen ‘doen alsof’ MAAR:
Foute overtuiging opdracht = unexpected transfer taak
Nog onderschatting van wanneer mentale activiteit plaats vindt
Rapporteren over eigen gedachten is gebrekkig
+ 5j.:
o ‘Kunnen denken’ wordt gewaardeerd
o Inzicht in false beliefs verschillende interpretaties mogelijk van eenzelfde situatie
Eind kleuterjaren: kunnen de meeste kwesties rond foute overtuigingen gemakkelijk oplossen.
1 groep die het er altijd moeilijk mee zal blijven hebben = ASS
o Andere ontwikkeling in sociale interactie en communicatie
o Pervasieve stoornis want heeft ernstige impact op de totale ontwikkeling
o Ingewikkeld om met anderen om te gaan, moeilijk gedrag en denken van andere
mensen begrijpen
Document Outline
Een antwoord op de vraag: “wie ben ik?”
De persoonlijkheidsontwikkeling: conflicten oplossen
Genderidentiteit: ontstaan van vrouwelijkheid en mannelijkheid
Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters
Ontstaan van vriendschappen
De theorie of mind van peuters en kleuters: begrijpen wat anderen denken
Morele ontwikkeling
Ontstaan van moreel besef: goed en fout in maatschappij