Hoofdstuk 9: Cognitieve ontwikkeling in de babytijd

De intellectuele ontwikkeling
Piaget: het preoperationeel denken
4 fouten die blijven in de pre – operationele fase:
Meningen over Piagets visie

Preview samenvatting (1 van de 3 pagina's)

Hoofdstuk 9: cognitieve ontwikkeling in de babytijd De intellectuele ontwikkeling 3j.: hoge creativiteit en verbeeldingskracht , taalgebruik wordt genuanceerder, denken na over wereld Wat ligt er ten grondslag aan deze ingrijpende intellectuele verbeteringen in de peuter – kleuterleeftijd? => verschillende theorieën Piaget: het preoperationeel denken Zag peuter – en kleuterleeftijd als een tijd van stabiliteit & grote verandering.  1 stadium van cognitieve ontwikkeling in peuter – en kleuterleeftijd (duurt van 2 – 7j.) = preoperationeel stadium In het preoperationeel stadium:  Groeien van gebruik van symbolisch denken  Vermogen ontstaat om te redeneren  Gebruik van begrippen neemt toe  Kan zich enkel baseren op mentale voorstelling die het zich van een gedrag gevormd heeft  Kan in begin nog niet goed overweg met nieuwe inhoud & heeft nog niet voldoende beschikking over cognitieve operaties (= georganiseerde, formele, logische mentale processen)  1 van belangrijkste aspecten: symboolgebruik (= vermogen om een mentaal symbool, woord of object te gebruiken om iets wat niet fysiek is weer te geven of te veranderen)  2 substadia: o Preconceptueel denken (2 – 4 à 5j.) = denken in begrippen om indrukken en belevenissen te kunnen ordenen, samenhangen en causale relaties te ontdekken.  Om te denken in concepten moet je verschillen en gelijkenissen kunnen ontdekken  Overdiscrimineren = symbolen / verwijzingen te beperkt gebruiken  Overgeneralisatie = symbolen / verwijzingen te algemeen gebruiken. o Intuïtief denken = vorm van denken waarbij peuters en kleuters kennis over de wereld verwerven en primitief redeneren.  4 – 7j.: nieuwsgierigheid bereikt hoogtepunt  Intuïtief denken in de laatste stadia bereidt hen voor op de geavanceerde vormen van redeneren  Begrip van functionaliteit = acties, gebeurtenissen, resultaten volgens vaste patronen aan elkaar gerelateerd.  Bewust van identiteit = besef dat bepaalde dingen hetzelfde blijven ongeacht veranderingen in vorm, omvang, uiterlijk.  Noodzakelijk om te komen tot conservatie  Ontwikkeling van conservatie als vaardigheid die de overgang maakt tussen preoperationele periode en concreet operationeel stadium Relatie tussen taal en gedachten Taal en denken onlosmakelijk met elkaar verbonden & taalontwikkeling in peuter – kleuterleeftijd zorgt voor verbeteringen tov denkprocessen in sensomotorische periode.  Denkprocessen in sensomotorische periode traag want hangen af van bewegingen van het lichaam  Symbolisch denken zorgt dat het denken veel sneller gaat  Ontwikkeling van taal zorgt dat kinderen kunnen denken over het heden & de toekomst  Taal vloeit voort uit cognitieve vooruitgang  Verbeteringen tijdens sensomotorische periode noodzakelijk voor taalontwikkeling  Voortdurende groei van cognitieve vaardigheden tijdens preoperationele periode basis voor taalvaardigheid 4 fouten die blijven in de pre – operationele fase: 1. Centratie Centratie = onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan 1 aspect van een stimulus te concentreren.  Vooral concentratie voor oppervlakkige in het oog springende elementen Visuele beeld domineert het denken. Baseren hun antwoord op uiterlijke verschijning.  Nadruk op uiterlijke vormen verband met gebrek aan conservatie Conservatie = inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de opstelling en uiterlijke verschijningsvorm van objecten.  Gebrek manifesteert zich ook in ruimtelijk inzicht  Waarom fouten?: neiging tot centratie houdt zich ervan weg zich te concentreren op de relevante kenmerken van de situatie + vooral oog voor begin – en eindtoestand (niet wat er tussen gebeurd) 2. Onvolledig begrip van transformatie Ze zien elke ontmoeting in isolatie en zijn niet in staat om de transformatie te reconstrueren. Transformatie = proces waarbij de ene toestand veranderd in de andere. 3. Irreversibiliteit van het denken Irreversibel denken = niet in staat om denkacties in omgekeerde zin uit te voeren. 4. Egocentrisme Egocentrisme = onvermogen om zich te verplaatsen in anderen. 2 vormen: Perceptueel egocentrisme = gebrek aan besef dat andere dingen vanuit een ander perspectief zien. Conceptueel egocentrisme = onvermogen om zich te realiseren dat anderen gedachten, gevoelens en standpunten hebben die anders zijn dan die van zichzelf  Ze maken zich daardoor ook geen zorgen over hun non – verbale gedrag & de invloed die ze op andere hebben  Vormt kern van verschillende typen gedrag in preoperationele periode o Achter veel verbaal gedrag gaat ook gen sociale motivatie schuil  Verstoppertje spelen: als zij de anderen niet zien, zien de anderen hen ook niet Meningen over Piagets visie  Zijn theorie gebaseerd op uitgebreide observaties van weinig kinderen o Onderschatte soms de capaciteiten van de kinderen  Beweerde dat het denken van peuters en kleuters belemmerd is o Ander onderzoek: op 3j. wel al het verschil tussen rijen van 2 en van 3 kunnen onderscheiden o Oudere kinderen in staat verschillen op te merken tussen aantallen o Kinderen bezitten een aangeboren vermogen om te tellen, verwant aan vermogen om taal te gebruiken  Ontwikkeling van cognitieve vaardigheden eerder continu o Veranderingen kwantitatief van aard  Vermogen tot conservatie bevorderd dus kan al vroeger plaats vinden  Kinderen kunnen op jongere leeftijd meer aan dan hij beweert o 1 verklaring: bij het ondervragen van kinderen te moeilijke taal gehanteerd waardoor hun antwoorden geen duidelijk beeld schetste van hun vaardigheden <h1>Document Outline</h1><li>De intellectuele ontwikkeling<li>Piaget: het preoperationeel denken</li>