Samenvatting Grasple

In dit document staan aantekeningen (/samenvatting) van de uitleg van uit de lessen 1 t/m 3 uit Grasple. Alle illustraties die je ziet komen uit diezelfde lessen. LET OP ! De lessen over SPSS staan niet in dit document.

Preview samenvatting (4 van de 8 pagina's)

Aantekeningen/ samenvattingen Grapsle lessen
Grasple les - variabelen
 Alles wat in een onderzoek gemeten, uitgevraagd of bijgehouden wordt, zijn
variabelen. Een variabele is een eigenschap die verschillende waarden heeft voor
individuen zoals leeftijd of geslacht.  Informatie wordt ook wel data genoemd. Een dataset bevat informatie over alle
participanten en alle variabelen. Een dataset ziet er als volgt uit: op elke rij staat een
participant, dus het aantal rijen staat gelijk aan het aantal participanten in het
onderzoek. Elke kolom staat voor een variabele. Voorbeeld dataset:
Grasple les - meetniveaus
 Het meetniveau van je variabele bepaalt welke statistische tools je wel en niet
kunt gebruiken. Je kunt alle variabelen verdelen in twee soorten:
1. Categorische variabelen (gemeten in groepen of categorieën). Hier zijn weer
twee niveaus:
- Nominale variabelen -> kwalitatieve classificatie zonder ordening (bijv.
kleuren)
- Ordinale variabelen -> kwalitatieve classificatie met logische ordening
(bijv. KNMI weeralarm)
2. Continue variabelen (gemeten op schaal). Hier zijn ook weer twee niveaus:
- Interval variabelen -> de verschillen tussen waardes zijn meetbaar en
relevant. Er is geen absoluut nulpunt -> de getallen kunnen onder 0
verdergaan (bijv. temperatuur).
- Ratio variabelen -> er is een absoluut nulpunt, dus de getallen kunnen niet
verder onder 0 en de verschillen hebben betekenis (bijv. lengte en
gewicht).

Grasple les - gemiddelde
 Bij interval- of ratio data rekenen we vaak het gemiddelde uit. Wanneer je het
gemiddelde wilt uitrekenen:
1. Tel je alle waardes bij elkaar op
2. Deel die waarde door de hoeveelheid waardes die er zijn en de uitkomst is
het gemiddelde.
 Voorbeeld uit Grasple:
Je hebt een groep mensen met de volgende leeftijden: [4; 6; 8; 7; 10]
Stap 1: 4+6+8+7+10 = 35
Stap 2: er zijn 5 waardes dus 35/5= 7. Het gemiddelde is hier 7.
 Voor elke stap is een symbool:
X = waarde
∑ = Sigma, wanneer je waardes
optelt
N = aantal waardes
µ = gemiddelde, ook wel X
Dus het gemiddelde = optellen (alle waardes)/ aantal waardes
Ook wel: deel delen door geheel
∑(𝑥)
Ook wel: 𝑥̅ =
𝑛
Grasple les – modus
 Om de modus te kunnen vinden kan je jezelf afvragen: welke waarde komt het
meeste voor? Die waarde is de modus (categorische data). Grasple les – mediaan
 De mediaan is de middelste waarde die je in 4 stappen kan vinden.
1. Zet alle waardes van klein naar groot
2. Tel hoeveel waardes er zijn
3. Deel dat getal door 2 en rond af naar boven
4. Tel tot het getal van stap 3. Dat is de mediaan.
Wanneer je bij stap 2 een even aantal waardes hebt, is de mediaan de middelste van
die 2 waardes.
De mediaan is de meest robuuste centrummaat, omdat hij nauwelijks wordt
beïnvloed door uitschieters.
Grasple les – frequentietabel
 Hoe vaak bepaalde waardes voorkomen, noemen we frequentie. Bij het opstellen
van een frequentietabel zijn 4 begrippen van belang: 1. Absolute frequentie
Het aantal keer dat iets
voorkomt 2. Relatieve frequentie
Het aantal keer dat iets
voorkomt uitgedrukt als percentage 3. Geldige frequentie
Relatieve frequentie wordt berekent ten opzichte van iedereen die een geldig
antwoord heeft ingevuld 4. Cumulatieve relatieve frequentie
Hierbij tel je de percentages van de relatieve frequentie op bij de voorgaande
groep. Grasple samenvatting - staafdiagram
 Een staafdiagram is een goede manier om
frequenties te visualiseren
 Een staafdiagram wordt vooral gebruikt op
nominaal en ordinaal niveau
 De staafjes staan los van elkaar
Grasple les – spreidingsdiagram
 Als je de relatie tussen 2 variabelen op interval/ratio niveau wilt zien, is het beter om
een spreidingsdiagram te maken. Die maak je als volgt: 1. Maak een grafiek met 2 assen
2. Pak een combi van 2 variabelen
3. Zoek op de x-as (horizontaal) de ene waarde van de variabele en op de y-as
(verticaal) de waarde van de andere variabele
4. Waar ze elkaar kruisen zet je een stip neer
5. Herhaal dit bij alle waardes en dan heb je een
spreidingsdiagram
Wanneer de stippen…
- Schuin omhoog gaan -> positief verband
- Schuin omlaag gaan -> negatief verband
- Horizontaal lopen -> geen verband/ relatie
Die ‘’verbanden’’ nemen we ook wel trends.
Grasple les – geclusterde staafdiagram
 Een geclusterde staafdiagram is een staafdiagram
waarbij 2 staven tegen of achter elkaar staan dit is
vooral bruikbaar op nominaal/ordinaal niveau. Je
hebt hiervoor minimaal 2 variabelen nodig.
Grasple les – lijngrafiek
Het maken van een lijngrafiek is simpel:
1. Je zet de tijd op de x-as
2. Je zet de gekozen variabele op de y-as, deze
variabele moet interval/ratio niveau zijn.
Grasple les – histogram
Bij een histogram:
- Deel je de data in vaste groepen in
- Bepaal je zelf hoeveel groepen je wilt, 8 tot 20 is vaak een
goed aantal
- Staan de balken tegen elkaar aan om aan te geven dat de
groepen in elkaar overlopen
Grasple les – boxplot
Het is belangrijk dat je niet alleen naar het centrum van de data kijkt, maar ook naar de
variatie. Variatie betekent hoe erg de data van elkaar verschillen en
afwijken van de centrummaat. Om dit te visualiseren, gebruiken
we een boxplot die uit 3 delen bestaat.
1. Middenstreep -> mediaan
2. Box -> geeft aan waar de middelste 50% van de data zit
3. Lijnen -> geeft aan waar de rest van de data zit