Samenvatting Hoofdstuk 22
H22.2
Technologie voor elektronische gegevensverwerking speelt steeds vaker en op steeds
meer manieren een rol in onze samenleving. Deze ontwikkeling noemen we de
digitalisering (van de samenleving). Speciaal kenmerk daarvan is dat apparaten zijn
gekoppeld in een netwerk. In verband met internet spreken we ook wel van
‘’cyberspace’’.
Cyberspace bestaat uit twee delen:
1. Een grondlaag van technologie, inclusief de in die technologie vastgelegde
informatie
2. De met die grondlaag gerealiseerde interactiepatronen
De technologische grondlaag is een voorwaarde van het bestaan van cyberspace,
omdat het interactie mogelijk maakt. De term cyberspace gebruiken we om
binnen de samenleving te verwijzen naar het deel van de sociale realiteit die
bestaat door interactie via internet.
Cybercrime is criminaliteit waarbij het gebruik van informatietechnologie van
overwegende betekenis is voor de uitvoering van het delict. Voor meer duidelijkheid
wordt er onderscheid gemaakt in:
1. Cybercrime in enge zin
Cybercrime waarbij informatietechnologie niet alleen voor de uitvoering van het
delict, maar waarbij informatietechnologie ook het doelwit is waartegen het
delict is gericht. (Misdaad gepleegd met ICT, tegen ICT).
2. Cybercrime in brede zin
Alle cybercrime dat niet in enge zin is. Het delict wordt dus wel gepleegd met
behulp van de informatietechnologie, maar is niet gericht tegen de
informatietechnologie. Dit wordt ook wel computer-assisted crime of
gedigitaliseerde criminaliteit genoemd. Oplichting, diefstal, belediging of
afpersing zijn voorbeelden van criminaliteit dat nu ook via de digitale weg
gepleegd kunnen worden.
Cybersecurity is de effectieve bescherming van de technologische grondlaag
(inclusief informatie die daar in vastgelegd) van cyberspace tegen ongewenste
afwijkingen in de toestand of werking ervan. Door de vastgelegde informatie spreken
we ook wel van information security. Hierbij wordt meestal het beschermen van de
beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie bedoeld.
Cybersecurity beschermt ook de grondlaag van het internet tegen ongelukken/
systeemfalen en tegen inbreuken die ontstaan door schending van de wet (zoals het
geval is bij bijv. cybercrime, cyberterrorisme en cyberwarfare). Cybersecurity gaat
over het algemeen dus over de bescherming van de technologische grondlaag van
cyberspace. Hieruit kunnen we concluderen dat cybersecurity vooral bestaat uit technische
maatregelen, zoals encryptie, malwaredetectie en biometrie, aangevuld met
maatregelen gericht op mens en organisatie.
Cybersafety gaat daarentegen juist over de bescherming van de mens. Cybersafety is
de effectieve bescherming van mensen tegen de aantasting van de lichamelijke of
geestelijke integriteit, dat voorkomt uit cyberspace terwijl de technologische
grondlaag van cyberspace effectief is beschermd. Cybersafety omvat onder andere de bescherming van kinderen en jongeren op het
internet en de bescherming tegen criminaliteit zoals e-fraude, identiteitsdiefstal,
stalking, bedreiging, etc. Bij cybersafety zien we maatregelen die gaan over het gedrag van mensen, zoals het
ontlopen van malware, het pareren van pestkoppen en het organiseren van sociale
controle, aangevuld met technische maatregelen.
Cybersecurity en cybersafety zijn met elkaar verweven en vullen elkaar aan.
Cybersecurity beschermt de technologische grondlaag van cyberspace waardoor de
mens beschermd is tegen cybercrime in enge zin. Verder beschermt cybersafety de
mens tegen gevaren die cybersecurity niet uitbant, bijv. cyberpesten, oplichtingen,
etc.
22.3
Harde cijfers ontbreken maar logisch lijkt dat de komst van internet heeft geleid tot
een toename in de criminaliteit. Zo zijn er bijvoorbeeld nieuwe delicten in het
Wetboek van Strafrecht gekomen. Ook kunnen een aantal delicten die altijd al
bestonden nu met internet eenvoudiger worden gepleegd. Ook is het moeilijk te bewijzen dat criminelen zich ‘’omscholen’’ (bijv. inbrekers
worden hackers) of dat traditionele criminelen stoppen en cybercriminelen juist
beginnen. Een voorbeeld is hierbij dat ‘de klassieke bankoverval’ bijna is
uitgestorven, maar het plunderen van digitale rekeningen komt steeds vaker voor. De
criminaliteit is hier dus verschoven (van offline, naar online) en ook is er een
verschuiving in het slachtofferschap (van bankmedewerker naar klant
(rekeninghouder)).