Inleiding tot de psychologie
GRONDSLAGEN PSYCHOLOGIE
Psychologie = wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat
gedrag ten grondslag liggen.
Net als andere wetenschappers proberen psychologen door empirisch
onderzoek (gebaseerd op waarnemingen) inzicht te krijgen in de processen
die niet rechtstreeks te observeren vallen (interne processen).
De oprichting van de psychologie wordt toegeschreven aan Wilhelm Wundt, die het
eerste psychologisch laboratorium opende in Leipzig (Duitsland) in 1879.
1. Wat zijn de basale uitgangspunten van de hedendaagse psychologie?
1) Gedrag en mentale processen hebben fysieke oorzaken die wetenschappelijk
kunnen worden bestudeerd
Voor de 16de eeuw:
Vroeger werden vragen ivm interne processen opgelost door beroep te doen
op intuïties en inzichten van de denker, er werd niet gekeken naar het gedrag.
Ze geloofden dat de mens het centrum van het universum was en dat de ziel
van de mens niet verbonden was met de rest van de wereld en dus niet
onderworpen was aan aardse wetmatigheden.
Ze geloofden ook in het dualisme van Plato, die stelde dat de mens uit twee
onafhankelijke delen bestond:
- Het lichaam : sterfelijk
- De ziel : onsterfelijk
16de eeuw :
Copernicus stelde vast dat de aarde niet het centrum was van het heelal,
maar rond de zon draaide.
Zijn gedachten zorgden voor heel wat oproer, omdat hij met zijn visie
suggereerde dat de mens net als alle andere wezens wél aan de natuurwetten
onderworpen is.
17de eeuw :
Descartes:
- Dualisme
- zelfs complexe gedragingen doen geen beroep op mentale processen
- de ziel zit tussen de twee hersenhelften (in de pijnappelklier). De
neuronen brengen de informatie naar de hersenen en dan kan de ziel
erover nadenken. De ziel kan ervoor zorgen dat er bepaalde dingen in
het lichaam actief worden zodat die dingen vb. spieren doen bewegen.
Probleem: Hoe kan de ziel, die niet materieel is, toch een materieel
effect hebben? Hoe kan het lichaam de natuurlijke wetten volgen en
toch bewogen worden door onze ziel, die deze wetten niet volgt?
Thomas Hobbes:
- Materialisme
- De ziel = niet meer dan materie en energie
- Bewust nadenken is enkel een product van processen in het lichaam en
is dus ook onderworpen aan de wetten van de natuur
19de eeuw:
Men begon meer te begrijpen van de werking van reflexen:
- Er zijn twee wegen: één voor neuronen die van de zintuigen naar het
brein lopen en één voor neuronen die van het brein naar de zintuigen
en spieren gaan
- Reflexologie: alle menselijk gedrag gebeurt via reflexen, vrijwillige
acties zijn eigenlijk complexe reflexen die via hogere delen van de
hersenen plaatsvinden
Men ontdekte dat specifieke delen van de hersenen zorgen voor specifieke
functies:
- Broca: als een specifiek deel van je hersenen is beschadigd, zijn er
bepaalde functies die je niet meer kan uitvoeren, maar andere nog wel
perfect
2) Hoe mensen zich gedragen, denken en voelen is afhankelijk van hun omgeving
17-18de eeuw:
Empirisme:
= idee dat menselijke kennis en gedachten rechtstreeks ontstaan door onze
sensorische gewaarwordingen
Onze zintuigen zorgen ervoor dat we kennis verkrijgen over de wereld rondom
ons
Locke: het geheugen van een kind is een “tabula rasa”
Wet van associatie door contiguïteit:
- Als twee gebeurtenissen tegelijkertijd gebeuren of vlak na elkaar, zullen
ze samen worden opgeslagen in het geheugen en als de ene
gebeurtenis terug naar boven komt, zal de andere ook terug naar
boven komen
<-> Nativisme:
De basis van menselijke kennis is aangeboren
Zeker aangeboren: delen van de omgeving aanvoelen, interpreteren en
onthouden, kunnen opslaan van deze ervaringen en ze terug kunnen
oproepen
Nu:
Wet van associatie door contiguïteit wordt nog steeds aanvaard als waarheid
Kennis, gedrag en gevoelens zijn deels aangeboren en worden deels bepaald
door de omgeving
Mensen en dieren leren constant en hun gedrag verandert op basis van
vroegere ervaringen
We leren bepaalde dingen doen omdat we vanuit onze kennis verwachten dat
dat een gunstig resultaat zal hebben en we doen bepaalde dingen niet omdat
we een slecht resultaat verwachten = klassieke conditionering
Mensen vormen groepen waarmee ze heel nauwe contacten onderhouden en
waardoor ze sterk beïnvloed worden
Gedrag en waarden van deze groep wordt bepaald door sociaal-culturele
context
3) Interne processen in het lichaam die ervoor zorgen dat we ons op een bepaalde
manier gedragen en voelen zijn het product van natuurlijke selectie
Evolutietheorie:
Darwin
Levende wezens evolueren over de generaties heen
Karakteristieken die goed aangepast zijn aan hun omgeving zullen beter
doorgegeven worden dan minder goed aangepaste karakteristieken
Onze aangeboren karakteristieken kunnen we bekijken volgend de
evolutietheorie: ze zijn ofwel zinvol om te overleven ofwel om zich voort te
planten
Vb. De basis van onze emoties zit in onze genen, omdat het ervoor zorgt dat
we beter communiceren met anderen en we daardoor meer kans hebben om
te overleven en om ons voort te planten
Gevolgen voor de psychologie:
Mensen zijn geëvolueerd uit dieren, dus ons gedrag kan ook bestudeerd
worden zoals dieren bestudeerd worden
Zinvol om gelijkenissen en verschillen te onderzoeken tussen dieren en
mensen
2. Hoe werkt de omgeving in op menselijk gedrag?
Via natuurlijke selectie
Evolutietheorie:
Darwin, “The Origin of Species”
Natuurlijke selectie en survival of the fittest: wanneer de omgeving verandert,
bieden sommige eigenschappen van een organisme meer voordelen dan
andere => dieren sterven uit / modificeren
Via ervaring
We leren bepaalde dingen doen omdat we vanuit onze kennis verwachten dat
dat een gunstig resultaat zal hebben en we doen bepaalde dingen niet omdat
we een slecht resultaat verwachten = klassieke conditionering
Mensen vormen groepen waarmee ze heel nauwe contacten onderhouden en
waardoor ze sterk beïnvloed worden
Gedrag en waarden van deze groep wordt bepaald door sociaal-culturele
context