Test- en toetstheorie (Drenth en Sijtsma)

Nederlandstalige, uitgebreide samenvatting test- en toetstheorie op basis van het gelijknamige boek van Drenth en Sijtsma
51 pagina's, in puntjes

Preview samenvatting (3 van de 51 pagina's)

TEST- EN TOETSHEORIE
1. Historische ontwikkeling van het testen
Periode tot het verschijnen van de Binet-Simon-test
 Nog geen echte testdiagnostiek, maar wel al vormen van testonderzoek
 Testontwikkeling liep via 3 lijnen:
- Behoefte aan tests om verschillen in geestelijke afwijkingen te
diagnosticeren binnen de psychiatrie:
o Franse arts Séguin: trainen van zwakzinnige kinderen, vooral
motorische en sensorische functies  test ontwikkeld
o Duitsland: test om psychische vermoeidheid te meten die fungeerde
als intelligentietest - Invloed van experimentele psychologie:
o Vooral in Duitsland
o Stimulans voor de testpsychologie:
 Exacte beschrijving van experimenteercondities
 Strenge controle van de variabelen
 Nauwkeurige verwerking van de uitkomsten
o Remmende werking op de testpsychologie:
 Nauwkeurige verwerking van de uitkomsten: experimentator
vond individuele verschillen eerder vervelend dan boeiend en
deze werden toegeschreven aan fouten ipv werkelijke
verschillen in vaardigheid van de proefpersonen
 Onderzoek van Wundt:
 Individuele verschillen = experimenteerfouten
 Onderzoek beperkt tot primaire sensorische en
motorische functies
o Cattell: eerste keer aandacht voor individuele verschillen (in
reactietijd)
o In 1890 voor de eerste keer een publicatie in een tijdschrift ivm tests
o 1893: commissie binnen de American Psychological Association
met als taak het registreren van tests en formuleren van
gebruiksmogelijkheden - Onderzoek naar erfelijke verklaring van individuele verschillen:
o Galton (neef van Darwin):
 Interesse in psychische eigenschappen: proberen aan te
tonen dat deze aan dezelfde wetten onderhevig waren als
lichamelijke eigenschappen
 3 elementen in onderzoek:
 Focus op individuele verschillen
 Noodzaak van systematisering van
onderzoekstechnieken om beter te vergelijken
 Poging om resultaten uit te drukken in termen van
afwijkingen van het gemiddelde
Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog
 Binet:
- Onderzoek naar mogelijkheid tot differentiatie tussen luie en incapabele
kinderen
- Binet-Simon-test: (1904)
o 30 opgaven
o Test was samengesteld uit verschillende complexe opgaven uit het
dagelijks leven en de schoolcontext van het kind vb. benoemen van
objecten, aanvullen van zinnen, begrijpen van verhaaltjes
o Sterk verbaal karakter
- Benadering was nieuw want:
o Focus op complexe ipv eenvoudige mentale processen
o Empirisch getoetst: opgaven die niet goed functioneerden werden
verwijderd of gewijzigd
o Gebruik van een totaalscore om het intelligentieniveau weer te
geven
- Gebruik van het begrip “mentale leeftijd”
 Stern en Terman:
- Mentale leeftijd vergelijken met werkelijke leeftijd :
Mentale leeftijd : chronologische leeftijd x 100 - Nieuwe versies van de Binet-Simon-test in het Engels, met
standaardinstructies en vergelijking met normen, gebaseerd op een
representatieve steekproef  Spearman:
- In alle tests spelen 2 intelligentiefactoren een rol:
o Algemene g-factor
o Specifieke s-factor
- Binet-Simon-test is enkel gefocust op g-factor
Periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog
 Eerste Wereldoorlog:
- Noodzaak om grote groepen mensen te selecteren voor functies en
opleidingen van sterk uiteenlopende inhoud en zeer verschillend niveau
erkenning psychologische test als instrument bij beslissingssituaties
- Army Alpha:
o Schriftelijk
o Verschillende soorten opdrachten
o Intelligentieniveau van grote groepen op korte tijd meten
o Betrouwbaarheid = OK
 Na WOI:
- Europa:
o Vooral individuele diagnostiek, onder invloed van
Gestaltpsychologie, personalisme en fenomenologie
- Amerika:
o Vooral kwantitatief verwerkbare groepstests, vooral uit praktische
behoefte door toenemend aantal immigranten + toenemende
specialisatie, differentiatie en vertechnisering van het
productieproces
o Behoefte aan tests die minder afhankelijk waren aan taal en cultuur
(immigranten + gehandicapten):
 1917: volledig niet-verbale intelligentietest van Pintner en
Paterson
 1918: Army Bèta (nadeel: minder betrouwbaar dan Alpha)
o Ook individuele testbatterijen:
 Stanford-Binettest
 Wechsler series
o Beoordeling van schoolvorderingen zoveel mogelijk vervangen door
objectieve methoden: meerkeuze
Burt en Thorndike: educational achievement tests
- Engeland:
o Meer een tussenpositie
o Raven Progressive Matrices
o Beoordeling van schoolvorderingen zoveel mogelijk vervangen door
objectieve methoden: meerkeuze
- Algemeen:
o Gebruik van test ging vaak vooraf aan de theorie
1931: Thurstone:
 Resultaten dienen betrouwbare testscores op te leveren
 Relatie tussen test en criterium (gedrag buiten testsituatie)
dient van tevoren zijn aangetoond
 => nood aan statistiek
o Intelligentie werd opgevat als complex geheel van groepsfactoren
o Methoden voor testen persoonlijkheid:
 Observatie:
 Vooral in West-Europa
 Weinig betrouwbaarheid, niet gestandaardiseerd
 Persoonlijkheidsvragenlijst
 Projectietests:
 Sterk beïnvloed door psycho-analyse
 Vb. Rorschach tests, Thematic Apperception Test