ESSAY
Het verbinden van de theorie met de praktijk
(Pragmatisme in het onderwijs)
Open Universiteit | Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen
S37211 | Eindopdracht filosofie
Auteur:
Gerwin van Delst
Studentnummer:
851900872
Email:
Inleiding
De kern van dit essay zal liggen op hoe mijn discipline presteert aan de hand van de
filosofisch wetenschappelijke positie waar ik voor sta. In deze inleiding geef ik mijn
standpunt weer en verderop in het essay voorzie ik dit standpunt van argumenten. Ik besluit
het essay met de conclusie.
Mijn standpunt met betrekking tot onderwijswetenschappen is “pragmatisme”. In deze
wetenschapsfilosofische stroming staat centraal dat men zich focust op het verbinden van de
praktijk met de theorie. Theorieën wil je, volgens James, geverifieerd krijgen in de praktijk.
In de onderwijspraktijk handelt en denkt men in termen van het oplossen van praktische
problemen. Theorieën moeten functioneel zijn!
Als docent krijg je constant zogenoemd “wetenschappelijk bewezen” concepten aangeboden
om toe te passen in de onderwijspraktijk. Onderwijs is echter altijd in beweging. Dit komt
omdat onderwijstoepassingen, die ontstaan vanuit “wetenschappelijke” inzichten, nooit een
gedane zaak zijn. Het is niet alsmaar toepasbaar, zoals bijvoorbeeld de wet van de
zwaartekracht van Newton. De variabelen zijn vrijwel nooit constant, kennis verandert relatief
snel en is altijd in concept. Onderwijskundigen moeten dus kunnen omgaan met onzekerheden
bij het bedrijven van hun “wetenschap”. In dit essay staan de volgende vragen centraal: Wat is wetenschap?
En is onderwijskunde in die hoedanigheid een wetenschap? De weg naar het pragmatisme Velen opperen dat kennis komt van de wetenschap en velen hebben dus de vraag “wat is
wetenschap?” proberen te beantwoorden. Ook de grens tussen wetenschap en pseudo
wetenschap (demarcatiecriterium) hebben diverse knappe koppen, mede in collectieve vorm
(bijvoorbeeld de Wiener Kreis), meermaals proberen te bepalen. Vanuit de oudheid is dit al
het geval, maar men is eigenlijk nooit tot sluitende antwoorden gekomen op bovengenoemde
vraagstukken. Deze vraag ga ik helaas ook niet kunnen tackelen in dit essay, maar ik kan wel
mijn standpunt weergeven zoals ik denk dat we tot nieuwe kennis kunnen komen en deze toe
kunnen passen in de onderwijswetenschappen . Systematische theorie ontwikkeling over wat wetenschappelijke kennis is en hoe deze tot
stand komt, is pas echt begin negentienhonderd begonnen. Zo ontstond de ‘Wiener Kreis’,
ofwel de logisch positivisten. Deze ‘Wiener Kreis’ was een debatclub, op zoek naar een goede
fundering voor wetenschappelijke kennis. Volgens de logisch positivisten moet een uitspraak
logisch of empirisch zijn. Wat dat betreft komen deze uitgangspunten het dichtst bij het
pragmatisme, daar ze allebei op verificatie gericht zijn. De uitspraak ‘Zien is geloven’ heeft
voor beiden betekenis. De empirist verifieert door middel van waarneming, experiment of
logische gevolgtrekking. Volgens William James observeert de pragmatist het resultaat van de
toepassing van een idee in de praktijk. De Wiener Kreis kende haar critici in onder andere Popper (kritisch rationalisme,
falsificationisme), Kuhn (met zijn paradigma’s en meer historisch en sociaal gerichte insteek)
en Lakatos (met zijn verfijnd falsificationisme), maar toen kwam Paul Feyerabend… Alle
voorgenoemde theorie ontwikkelingen daar gelaten, relativeerde Paul Feyerabend op een
gegeven moment alles kapot met zijn methodologisch anarchisme. Hij stelde dat wetenschap
niet de enige methode is en dat ook andere methoden overwogen moeten worden in de
zoektocht naar kennis. Kuhn en Popper zijn bijvoorbeeld respectievelijk een schroevendraaier
en een hamer, waar Feyerabend voor een volle gereedschapskist staat. Feyerabend stelt dat de geschiedenis ons leert dat het dogmatisch vastklampen aan een
bepaalde visie niet tot vooruitgang leidt. “Anything goes” is een beroemde stelling van
Feyerabend en hij stelt dat dit de manier is om tot vooruitgang te komen. Hij bedoelt hiermee
niet zomaar aanmodderen, maar het gebruik van de juiste methode voor een bepaald
probleem. Hij stelt dat kennis kan worden verworven door ‘counterrules’ te gebruiken, wat
niets anders wil zeggen dan jezelf verzetten tegen de bekende regels van de wetenschap.
Feyerabend zette zich ook af tegen de staat, zoals wetenschap zich weer afzet tegen de kerk.
Volgens hem zou bijvoorbeeld voodoo moeten worden gefaciliteerd door de regering wanneer
de mensen erom vragen en zouden kinderen moeten kunnen leren toveren. Iedereen zou vrij
moeten zijn in de keuze wat te leren, volgens Feyerabend, omdat hij beargumenteert dat
objectiviteit niet kan bestaan. (Dooremalen, 2007) Wanneer we op deze manier totale vrijheid accepteren, dan eindigen we met zowel
wetenschappelijk als moreel relativisme. Feyerabend werd hiertoe uiteindelijk onder handen
genomen door Alan Sokal. Sokal gelooft wel in objectieve realiteit met hierin objectieve
feiten . Hij geeft aan dat we feiten nodig hebben, zowel in de wetenschap, als in de
samenleving in zijn geheel (Dooremalen, 2007). Feyerabend stelt dus dat het onmogelijk is
om de gehele werkelijkheid, om tot objectieve feiten te kunnen komen, in kaart te brengen en
vervolgens kunnen bepalen hoe de wereld er echt uit ziet. Deze redenatie volg ik en hier
concludeer ik uit dat dat wat wetenschap is, en hoe we hiermee tot ware kennis kunnen
komen, simpelweg (nog) niet duidelijk geworden is tot op heden. Hoe we dan wel tot kennis
komen en deze bruikbaar kunnen maken verkennen we in het vervolg van dit essay, waar ik
verder in ga op het pragmatisme. We schakelen dus door van het eindeloos bepalen van wat
wetenschap is en hoe dit tot ware kennis leidt, naar simpelweg wat werkt in de praktijk. Het feit dat we eigenlijk nog steeds niet weten wat wetenschap is, levert een onvoldaan gevoel
op waar iets mee moet worden gedaan. Het pragmatisme, met Peirce als een van de
grondleggers, legt een sterke nadruk op het constant veranderen van de wereld, kennis en de
mens. Het streeft naar een praktische insteek. Peirce spreekt over twee soorten twijfel,
papieren en levende twijfel. Hij ziet twijfel als een goede manier om aan kennis te kunnen
komen, mits deze oprecht is. De papieren twijfel is die waarmee we tot logische redeneringen
komen. In de praktijk blijken deze nooit met de werkelijkheid overeen te komen, zo stelt hij.
We twijfelen doorgaans aan alles, maar accepteren onze overtuigingen tot we een specifiek
aanwijsbare reden hebben om te twijfelen. De levende twijfel is daarom het geen waar we ons
op moeten focussen. Deze komt sterk van binnenuit. Op dat moment voelen we ons onzeker
en weten we even niet hoe we moeten handelen. Dit zet ons aan om een zoektocht te starten
naar meer zekerheid over de werkelijkheid, om ons vervolgens weer in een ‘steady state of
believe’ te krijgen. De oplossing om deze levende twijfel weg te nemen en weer tot kloppende
concepten te komen is volgens Peirce de wetenschap. Deze concepten zijn, volgens de
consensustheorie van Peirce, kloppend, wanneer alle onderzoekers, die het onderzoek
uitvoeren, het ermee eens zijn. Echter, wanneer men deze staat van berusting behaald, dan
bestaat weer het gevaar dat men twijfel probeert te vermijden waardoor voortgang wederom
beperkt wordt. Hier dient men voor te waken! (Dooremalen, 2007)