Module 1. Inleiding - langzaam denken
Ons feilbare denken - we hebben twee systemen in ons denken:
- System 1. Snel maar onbetrouwbaar (alles wat direct te binnen schiet. Lijkt
alsof alles automatisch gaat).
- System 2. Langzaam maar betrouwbaar (kost moeite en begint met een
redenatie).
Snelle denkers maken 'veel fouten', langzaam denken is veel betrouwbaarder.
Filosofie —> langzaam denken, logisch denken —> systeem 2 gebruiken.
Wetenschapsfilosofie: het fundament onder de wetenschap. Wetenschap is een
verzameling kennis. Niet alle kennis is wetenschappelijk. Wetenschap zegt iets over
alle gevallen van een bepaald typen. Bijvoorbeeld: metaal zet altijd uit als je het
verwarmt. Wetenschap is ook iets overtuigends, je kunt erop rekenen. Bijvoorbeeld
een arts die een medicijn voorschrijft. Er kan ook gesteld worden dat wetenschap een
methode is om bewijs te verzamelen voor je stellingen. Wetenschap is ook een soort
strijd tegen bijgeloof. Wetenschap kan ook gezien worden als een soort menselijke
onderneming, traditie, iets waar de mens al eeuwen lang aanbouwt en waar
ongelooflijke hoogte is bereikt, maar ook een gevaarlijke onderneming. Bijvoorbeeld
door de atoom bommen en de klimaatverandering. Wetenschap is een invloedrijke
'onderneming' geworden.
Demarcatievraagstuk = vraagstuk omtrent wat is wel en wat is niet iets.
Wetenschap = zekere kennis, iets waarvoor bewijs is geleverd, kennis die
betrouwbaar is, strijd tegen bijgeloof.
Scepsis = betekent dat je je oordeel uitstelt, dus nog eens nog oneens. Je kan dit zien
als een wapen tegen denkfouten. —> oordeel uitstellen, eerst beschouwen wat voor
bewijs je hebt. Mens is van nature geen sceptisch wezen: onze hersenen zijn niet gemaakt om
wetenschappelijke waarheden te vinden. De mens zoekt naar patronen om de
werkelijkheid te beïnvloeden.
Argument = syllogisme
- Argument niet alleen in de zin van om mensen te overtuigen, maar ook om zelf
kritisch te denken.
- Logisch argument = uitgeschreven redenatie.
Logica = de formele vorm van system 2., de uitgewerkte vorm. We gebruiken logica
om argumenten te analyseren. "Een logisch argument is een uitgeschreven redenatie". Een argument heeft altijd 2 delen.
1. Premisses = zijn aannames.
2. Conclusies = als de aannames waar zijn, dan weten we zeker dat de conclusie
ook waar is. Dit wordt ook wel truth preservation genoemd.
Als niet alle premisses waar zijn, weten we niet of de conclusie waar is.
Truth preservation = bij een logisch valide argument leiden waren premisses altijd
tot ware conclusies. De waarheid blijft dus behouden. "De belofte van de logica". Als
je begint met waarheden, eindig je met waarheden.
Als er wordt gesproken over een valide argument, dan hebben we het over de logische
vorm. De vorm kan kloppen, ook al is de inhoud onwaar. Het onderscheid tussen vorm
en inhoud is erg belangrijk. Dit is dan ook de reden dat logica erg belangrijk is. Een
invalide argument is een fout in logica.
Logica gaat over de vorm van argumenten, niet over de inhoud. Dit maakt het krachtig
want je kan dezelfde vorm gebruiken voor allerlei verschillende situaties. De vorm van argumenten, woorden worden omgezet in letters:
- Alle mensen zijn sterfelijk → Alle A zijn B
- Socrates is een mens → X is een A
- Dus: Socrates is sterfelijk → Dus: X is B
→ Vervolgens wordt 'mensen' vervangen door de letter: A.
→ Vervolgens wordt 'sterfelijk' vervangen door letter: B.
→ Vervolgens wordt 'Socrates' vervangen door letter: X. Een logische vorm van argumenten kun je gebruiken voor alle inhoud. Het maakt niet
uit wat je invult bij de letters, het blijft altijd een valide argument. Het gaat namelijk
om de vorm. Echter betekent dit niet dat de inhoud / conclusie altijd klopt. Modus tollens voorbeeld 1:
- Als A, dan B → bijvoorbeeld: Als Socrates een god is, is hij onsterfelijk
- B is onwaar → bijvoorbeeld: Socrates is niet onsterfelijk
- Dus: A is onwaar → bijvoorbeeld: Dus: Socrates is geen god
A is hier: Socrates is een god.
B is hier: Socrates is onsterfelijk. Modus tollens voorbeeld 2:
- Iedereen die A is, is B → bijvoorbeeld: Iedereen die basketballer is, is lang
- X is niet B → bijvoorbeeld: Messi is niet lang
- Dus: X is niet A → bijvoorbeeld: Dus: Messi is geen basketballer
A is hier: basketballer
B is hier: lang
X is hier: Messi Bevestiging van de consequent voorbeeld 1:
- Als A, dan B → bijvoorbeeld: Als het woensdag is, heb ik tennisles
- B → bijvoorbeeld: Ik heb tennisles
- Dus: A → bijvoorbeeld: Dus: het is woensdag
A is hier: het is woensdag
B is hier: ik heb tennisles Bevestiging van de consequent voorbeeld 2:
- Als A, dan B → bijvoorbeeld: Als het regent, zijn de straten nat
- B → bijvoorbeeld: De straten zijn nat
- Dus: A → bijvoorbeeld: Dus: het regent
A is hier: het regent
B is hier: de straten zijn nat
Bevestiging van de consequent → deze argumenten kloppen logisch niet. Deze
zijn logisch invalide (Canvas discussion board).