● Samenvatting H15.1 ‘Internationale machtsverhoudingen’● 15.1 Context: Westfaalse statensysteem
Met het ontstaan van het statensysteem vond er een unieke wending plaats in de
geschiedenis (na 1648; einde Tachtigjarige Oorlog).
Als gevolg van staatsvorming is tussen de elfde en de zeventiende eeuw het statensysteem
in West-Europa ontstaan.
West-Europa had wat dat betreft de primeur dat elke wereldburger inwoner is van een land,
een staat. En heeft iemand een paspoort van een land, dan is iemand een staatsburger. De
staat beschermt de burger (geweldsmonopolie) en de burger heeft daarbij rechten en
plichten gekregen. Als burger ben je verplicht om belasting te betalen (belastingmonopolie),
in ruil daarvoor krijg je bescherming.
Het statensysteem is in 1648 geboren en voortaan bestond Europa uit gelijkwaardige staten,
die zich niet bemoeien met de interne aangelegenheden van elkaar (non-
interventiebeginsel of soevereiniteitsbeginsel). Conflict
Conflicten kunnen zowel latent of manifest van aard zijn (betrokken actoren laten
conflictgedrag zien).
Er zijn verschillende opvattingen over de betekenis van conflicten. Functionalisme-paradigma
Men ziet de maatschappij als organisme, iedereen vervult een eigen functie. Een conflict is
een uitzonderingstoestand, een conflict ontstaat uit het niet goed functioneren van de
relaties tussen actoren. Ze zijn bedreigend voor de maatschappelijke orde en dienen zo veel
mogelijk vermeden te worden. Conflict-paradigma
Men ziet de maatschappij als een ‘arena’ waarin groepen en individuen strijden om macht
geld, overtuiging, status en invloed. Conflicten zijn niet per definitie slecht, want ze kunnen
ook fungeren als motor van maatschappelijke verandering. De machtsverschillen en de
voortdurende strijd tussen groepen en mensen om hun eigenbelangen te maximaliseren en
de eigen opvattingen en wensen te realiseren, wordt beklemtoond in dit paradigma.
Er zijn twee stromingen te onderscheiden:
- De ongelijke materiele verschillen tussen de bezittende en de bezitloze klasse.
Volgens Marx leidt dit tot een onontkoombaar conflict resulterend in het
omverwerpen van het op economische ongelijkheid en uitbuiting gebaseerde
systeem.
- Maatschappelijke conflicten tussen bevolkingsgroepen kunnen hun oorsprong
hebben in uiteenlopende sociale en culturele verschillen.
Sociaalconstructivisme-paradigma
Men kijkt naar de handelingen van mensen in conflict- en samenwerkingssituaties en de
betekenis die door verschillende actoren aan bepaalde gedragingen gehecht wordt. Rationele-actor-paradigma
Hoe gaan actoren met tegengestelde belangen/doelen met elkaar om?
● Samenvatting H15.2 ‘Internationale machtsverhoudingen’● 15.2 Analyse van het statensysteem
Staten
Het is het hoogste gezag op een grondgebied en het draait voor een belangrijk deel om
soevereiniteit, zowel interne als externe.
Interne soevereiniteit → De staat wordt door het volk erkend als het hoogste gezag. Er is
sprake van een interne soevereiniteit als een staat:
1. heerst over een bevolking;
2. een bepaald grondgebied beheerst;
3. in dat grondgebied zowel over een belasting- als geweldsmonopolie beschikt. Externe soevereiniteit → Een staat wordt zowel erkend door andere staten als dat een staat
niet onder het gezag van een andere staat valt. Falende staten
We spreken van fragiele/ falende staten als de bevolking de macht boven zich niet
accepteert en de regels en de verplichtingen aan hun laars lapt. Zo’n staat is vaak niet in
staat om zijn grondgebied te beheersen of de veiligheid te garanderen, omdat hij het
geweldsmonopolie verloren heeft.
Waar is een fragiele staat dan niet meer in staat voor?
- De interne rechtsorde handhaven → het wordt dan een anarchie
- Belangrijke openbare diensten (brandweer, zorg, onderwijs) kunnen niet meer
geleverd worden.
Veel fragiele staten zijn te vinden op plaatsen waar vroeger een koloniale macht de dienst
uitmaakte. Na de dekolonisatie verandereden veel koloniën in een dictatuur. Daar hadden
de VS en de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog geen enkele moeite mee. Na de val van de
Berlijnse Muur viel de sponsoring dor de supermachten weg en was er ruimte voor
opstandelingen. Het aantal burgeroorlogen (intrastatelijke conflicten) namen toe, terwijl
het aantal interstatelijke conflicten (oorlogen tussen staten) sinds 1945 juist is gedaald. Globalisering en opkomende staten
Globalisering heeft op verschillende staten verschillende effecten gehad. Rijke westerse
landen hebben vooral last van terroristisch geweld dat door ‘vloeibare grenzen’ kan worden
geïmporteerd. Fragiele staten hebben last van gewapende conflicten, natuurrampen,
economische tegenslagen en ziekten.
Globalisering heeft positieve gevolgen voor de BRICMIT- landen (Brazilië, Rusland, India,
China, Mexico, Indonesië en Turkije). Zij profiteren vooral van de economische groei, ze
worden belangrijker en machtiger op het wereldtoneel. Hun toenemende macht gaat ten
koste van de macht van de VS en Europa. De machtsverhoudingen veranderen.
De BRICMIT–landen willen meer te zeggen krijgen in bijvoorbeeld de VN.