Samenvattingen Praktisch Staatsrecht
Hoofdstuk 1. De Nederlandse staat en zijn bewoners.
De Nederlandse staat
Kenmerken van de staat
We spreken van een staat als er een gemeenschap van mensen is op een bepaald
grondgebied, waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent.
De drie elementen van een staat zijn dus:
o Grondgebied
o Gemeenschap
o Gezag.
Het grondgebied van een staat kent grenzen die soms na talloze oorlogen tot stand zijn
gekomen en in een verdrag met buurlanden zijn vastgelegd.
De grenzen aan de kust zijn in internationale verdragen vastgelegd. Een brede strook
zeewater van 12 mijl (22 km) en het luchtruim boven het land horen bij het grondgebied.
o Territorium: het grondgebied
o Verdrag: overeenkomst tussen twee of meer landen.
o territoriale zone: de brede strook zeewater aan de kust van 12 mijl.
De gemeenschap wordt gevormd door mensen die daartoe behoren vanwege hun
afstamming of die op eigen verzoek de nationaliteit van de staat hebben verkregen.
Een gemeenschap kan bestaan uit mensen met een verschillende taal, godsdienst, cultuur en
geschiedenis. De verbondenheid met een gemeenschap uit zich in nationale symbolen. Zoals
een vlag, sinterklaas, koningsdag.
Het hoogste gezag van de staat is gericht op het scheppen en handhaven van orde en recht
en heeft het exclusieve zeggenschap over het hele grondgebied.
o Geweldsmonopolie: het hoogste gezag van de staat mag alleen geweld gebruiken.
Dit gezag wordt uitgeoefend op de burgers met de Nederlandse nationaliteit en
vreemdelingen die zich op het grondgebied bevinden, zoals toeristen, werknemers,
verkeersdeelnemers.
De staat heeft twee betekenissen:
o Het land, dus het grondgebied met de bevolking van de staat
o Het gezag van de staat, ook wel overheid genoemd.
Soeverein: de staat kan worden beschouwd als een zelfstandige en ondeelbare eenheid.
Rechtspersoon: de Nederlandse staat is een rechtspersoon naar het burgerlijk recht. Art. 2:1
BW. De staat is dus een zelfstandige drager van rechten en plichten en kan als staatsmacht
optreden in het juridische verkeer in Nederland en in contact met andere landen.
Andere landen erkennen de Nederlandse staat en moeten het zelfbeschikkingsrecht van
Nederland binnen zijn eigen staat en staatsaangelegenheden respecteren.
Het vierde element van een staat is: de erkenning van een staat door andere staten.
De staat zorgt voor bescherming van de burgers en handhaaft de orde. Ook zorgt de staat
voor het algemeen belang, dit betekend dat de staat het belang dient van de meeste burgers
en de staat in geheel.
De overheid vervult haar taken door als wetgever op te treden, de staat te besturen en door
middel van rechtspraak.
Het hoogste gezag in Nederland is gespreid over de verschillende organen van de staat.
De term staat stamt uit de renaissance (zestiende eeuw).
o Voor die tijd werden staatsaangelegenheden aangeduid met de publieke zaak, in het
Latijns res publica.
o Het recht dat hierop betrekking heeft, heet daarom publiekrecht
In Nederland is het publiekrecht onderverdeeld in:
Het staatsrecht
De inrichting van de staat en de verdeling van de bevoegdheden
De handhaving van de individuele vrijheden van de burger
Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid
Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht.
Het bestuursrecht
Regelt de wijze waarop de overheid de samenleving bestuurt.
Het strafrecht.
Regelt de vervolging en bestraffing van (rechts)personen.
o Het recht dat de juridische verhoudingen regelt tussen (rechts)personen heet
burgerlijk recht.
Het koninkrijk der Nederlanden
De basis van het Koninkrijk der Nederlanden is gelegd in de zeventiende eeuw (gouden
eeuw)
Nederland veroverde, net als andere Europese landen, gebieden ergens op de wereld die rijk
waren aan grondstoffen. Deze gebieden koloniseerde ze door ze onder te brengen onder het
Nederlandse staatsgezag.
De Nederlandse koloniën waren:
o Nederlands-Indië (tegenwoordig Indonesië).
o Suriname
o 6 eilanden van de Nederlands Antillen, namelijk Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba,
Sint Eustatius en Sint Maarten.
Indonesië en Suriname hebben zich in 1945 en 1975 losgemaakt van het Koninkrijk en zijn
onafhankelijke staten geworden.
Aruba is in 1986 een zelfstandige staat geworden, maar wou bij het Koninkrijk horen. Aruba
hoort niet meer bij de Nederlandse Antillen, daarom heeft Aruba een aparte status.
Het Koninkrijk was vanaf dat moment een staatsrechtelijk samenwerkingsverband tussen
drie landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba met zijn apart status.
Op 15 december 2008 heeft Nederland en zijn partners een akkoord gesloten over de nieuwe
staatsrechtelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Op 10-10-2010 zijn de Nederlandse Antillen opgeheven.
o Curaqao, en Sint Maarten werden zelfstandige staten binnen het Koninkrijk.
o Bonaire, Sint Eustatius en Saba werden openbare lichamen (art.134 Gw) en zijn een
soort overzeese gemeentes geworden.
De Nederlandse regelgeving zal geleidelijk en niet volledig worden
ingevoerd, door invloed van het Antilliaanse recht.
Het koninkrijk der Nederlanden bestaat tegenwoordig uit:
o Nederland met overzeese BES-eilanden
Bonaire
Sint Eustatius
Saba
o Aruba
o Curaçao
o Sint Maarten
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is een staatsregeling waarin afspraken zijn
vastgelegd over de onderlinge verhoudingen in het Koninkrijk en de samenwerking.
o Het preambule is de aanhef van het Statuut.
Wetten die van toepassing zijn op het gehele Koninkrijk heten rijkswetten.
De overzeese gemeentes hebben samen ongeveer net zo veel inwoners als Utrecht. De
Nederlandse overheid heeft eigenlijk daarom de grootste stem in het Koninkrijk.
De afzonderlijke staten mogen hun eigen aangelegenheden zelf behartigen en hebben
daarom een eigen bestuur(regering), wetgever en rechtelijke macht. Art. 41 lid 1 Statuut.
Nederlanders en vreemdelingen
Nederlanderschap
Burgers die bij het Koninkrijk der Nederlanden horen, hebben de Nederlandse nationaliteit.
Zij bezitten het Nederlanderschap.
De rechtsgevolgen voor het Nederlanderschap zijn:
1. Nederlanders hebben vrije toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.
Nederlanders worden altijd in Nederland toegelaten en worden nooit uitgezet.
o Dit is historisch zo gegroeid.
2. Het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is ook (grotendeels) van toepassing op
Nederlanders die buiten het territorium van het Koninkrijk bepaalde misdrijven heeft
gepleegd (Art. 5 Sr). Deze wet heeft dus exterritoriale werking.
3. De Nederlander die gevangen wordt genomen in het buitenland heeft diplomatieke
bescherming. De vertegenwoordigers van Nederland zullen zich inzetten dat de
gevangene goed behandeld wordt in het buitenland. Ook kunnen ze proberen te
bewerkstellen dat de Nederlander in Nederland zijn straf mag uitzitten.
4. Nederlanders worden niet aan andere staten uitgeleverd om berecht te worden, als het
niet zeker is dat zij na de veroordeling hun straf mogen uitzitten in Nederland. Art. 4
Uitleveringswet.
5. Nederlanders hebben het recht om de leden van de Tweede Kamer, de
volksvertegenwoordiging, te kiezen (actief kiesrecht) Ook kunnen Nederlanders zelf
gekozen worden als kamerlid (passief kiesrecht) art. 4 Gw.
6. Sommige functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld:
o Functie van burgemeester. Art. 63 van de Gemeentewet
o Functie van de rechter. Art. 4 Wet rechtspositie rechtelijke ambtenaren
o Vertrouwensfunctie als ambtenaar. Art. 125e Ambtenarenwet
7. Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen of uitkeringen.
Een vreemdeling heeft alleen het 7de recht, maar dan alleen als hij rechtmatig in Nederland
verblijft.
Een vreemdeling is degene die de Nederlandse nationaliteit niet bezit. Art. 1 lid 1 Rijkswet op
het Nederlanderschap.
Nederlandse nationaliteit krijgen:
o Kinderen van een Nederlandse ouder krijgen van rechtswege(automatisch)de
Nederlandse nationaliteit.
o Dit geldt ook voor de kinderen van de derde generatie. Zij zijn de kinderen van niet-
Nederlandse ouders die geboren zijn in het Koninkrijk uit de vreemdelingen die ook
wonen in het Koninkrijk.
o Minderjarigen die geadopteerd worden door een Nederlander krijgen ook de
Nederlandse nationaliteit.
o Vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden van art. 6 RWN kunnen het
Nederlanderschap verkrijgen door optie. De vreemdeling legt op het gemeentehuis
van zijn woonplaats een optieverklaring af, die na onderzoek, door de burgemeester
kan worden bevestigd.
Document Outline
Samenvattingen Praktisch Staatsrecht
Hoofdstuk 1. De Nederlandse staat en zijn bewoners.
De Nederlandse staat
Kenmerken van de staat
Het koninkrijk der Nederlanden
Nederlanders en vreemdelingen
Nederlanderschap
Vreemdelingen
Asielzoekers
Bewegingsvrijheid van burgers
Bronnen van staatsrecht
Het statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
De Grondwet
(organieke) wetten, regelementen
Verdragen en Europese maatregelen
Jurisprudentie
Hoofdstuk 2. Grondrechten in Nederland.
Grondrechten
Ontwikkeling van de grondrechten
Werking van grondrechten
Beperking en botsing van grondrechten
Klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Toezicht op de naleving van grondrechten
Hoofdstuk 3. De organisatie van de Nederlandse staat en het Koninkrijk.
Van statenbond tot gedecentraliseerde eenheidsstaat
Historische ontwikkeling
De begrippen statenbond, bondsstaat en eenheidsstaat
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Scheiding en spreiding van macht
Democratische rechtsstaat
Trias politica
Staatshoofd en Koninklijk huis
Het koningschap
Lidmaatschap van het Koninklijk huis
Hoofdstuk 4. Regering en parlement.
Ontwikkeling van de parlementaire constitutionele monarchie
Grondwetten 1814 en 1815
Grondwetsherziening 1840
Grondwetsherziening 1848
Vertrouwensregel
Kiesstelsel
Kiesrecht
Het kiesstelsel en de rol van de politieke partijen.
Rechtspositie van de Kamerleden
Samenstelling en totstandkoming van de regering
Taken en bevoegdheden van de regering
Parlement
De Tweede Kamer
De Eerste Kamer
Adviescolleges
Raad van State
Algemene Rekenkamer
Nationale ombudsman
Vaste en tijdelijke adviescolleges
Hoofdstuk 5. Wet- en regelgeving
Wetten in formele en materiële zin
Totstandkoming van een wet in formele zin
Procedure van een wetsvoorstel dat is ingediend door de regering
Procedure van een wetsvoorstel, ingediend door de Tweede Kamer
Procedure voor de Grondwet en begrotingswetten
Wijzigingen in de grondwet
Begrotingswetten.
Delegatie en regelgeving
Burgerparticipatie
Referendum
Burgerinitiatief
Internetconsulatie
Hoofdstuk 6. Bestuur en beleid
Bestuurstaken
Bestuur, bestuurstaak en bestuursrecht
Overzicht van bestuurstaken
Organisatie van het openbaar bestuur
Overheidsorganisaties
Organisaties/personen met overheidstaken
Instrumenten van het openbaar bestuur (alleen blz. 153 en 154)
Hoofdstuk 7. Decentralisatie
Oorsprong en doel van decentralisatie
Provincies, gemeenten en waterschappen
Provincies
Gemeenten
Waterschappen
Overige decentrale openbare lichamen
Gemeentelijke regelingen
Openbare lichamen voor beroep en bedrijf.
Decentralisatie en de eenheid van de staat
Autonomie en medebewind.
Toezicht op lagere overheden
Knelpunten bij decentralisatie en bestuurlijke vernieuwing
Hoofdstuk 8. Rechtsbescherming en rechtspraak
Tuchtrechtspraak
Toetsingsrecht van de rechter
Hoofdstuk 9. Volkenrecht en Europees gemeenschapsrecht (Internationaal publiekrecht en Europees recht)
Verdragen
Volkenrecht en verdragenrecht
Totstandkoming van een verdrag
Intergouvernementele organisatie
Verenigde Naties
NAVO
Raad van Europa
Europese Unie (EU)
Ontwikkeling van de EU
Instellingen van de EU
Recht van de Europese Unie (t/m voorbeeld 9.9.)